Buitenland

Smokkelaars van de Royavallei

Franse humanitaire organisaties in de grensstreek van Italië en Frankrijk verwijten de autoriteiten bezig te zijn met een jacht op migranten. Daarbij is al één dode gevallen. Ze vinden dat zolang Europa weigert om de migranten op een humane wijze te behandelen, burgerlijke ongehoorzaamheid is geoorloofd.

Mark Heijster
30 September 2016 18:12Gewijzigd op 16 November 2020 07:03Leestijd 8 minuten
In allerijl worden treintickets voor vluchtelingen klaargemaakt. beeld Mark Heijster
In allerijl worden treintickets voor vluchtelingen klaargemaakt. beeld Mark Heijster

Cédric werd vorige week opgepakt voor het over de grens smokkelen van enkele Afrikaanse vrouwen. Hij pikte hen op bij de kerk van San Antonio in het Italiaanse Ventimiglia. Maar de politie betrapte hem. Na twee dagen voorlopige hechtenis liet de officier van justitie hem gaan. Humanitaire onschendbaarheid, zo luidde het oordeel van de rechter. Cédric: „Het enige wat hij me min of meer verweet, was dat ik die vijf vrouwen in een Citroën C15 vervoerde. Waarom heeft u geen grotere, veiligere bus genomen? vroeg hij me.”

Het is volgens Cédric veelbetekenend dat de Franse justitie het Franse migratiebeleid zo nadrukkelijk afserveert. Twintigduizend mensen zijn volgens de Franse autoriteiten dit jaar al terug­gestuurd. Het is alsof justitie wil zeggen dat er achter die met enige trots gepresenteerde cijfers ook mensen zitten. De autoriteiten mogen de ogen niet sluiten voor wat er zich voor hun deur afspeelt. Het Franse parlementslid Éric Ciotti reageerde woedend op het afzien van verdere vervolging door justitie. In de vallei werden bij Cédrics thuiskomst de flessen ontkurkt.

Risico’s

Begin deze maand is bij Sainte-Agnès onder het tientallen meters hoge viaduct van de autoroute het lichaam gevonden van een jonge Afrikaanse jongen. Onderzoek moet uitwijzen wat er precies is gebeurd, maar vermoedelijk is hij in paniek geraakt en over de vangrail gesprongen toen de gendarme eraan kwam. Een andere migrant verblijft nog in het ziekenhuis. De jongen verkeert al weken in een uiterst zorgelijke toestand. Ook hij maakte in de duisternis een metersdiepe val om aan de politie te ontkomen.

Georges pakt de kaart erbij en vouwt hem uit op de kleine tafel van het café. De voormalige universitair docent oogt gesoigneerd: wit colbert, crèmekleurige hoed. Zijn vinger glijdt over de wegen op de kaart. „Hier komen ze aan, over het spoor vanuit Ventimille (de Franse naam voor Ventimiglia, MH). Ik zal het laten zien.”

Achter het station van Breil ligt een rangeerterrein. Georges wijst naar twee oude tunnels aan het eind. De linkertunnel komt uit in Sospel. Een donkere ingang bezaaid met kleren, tubes tandpasta, strips met medicijnen tegen diarree, en schoenen. George pakt er één op en wijst op de loszittende zool. „Die jongen moet erg veel hebben gelopen. Kijk, en om de zool vast te houden, zijn de veters eronderdoor geknoopt.”

In kleine nissen in de tunnel­wand ligt nog meer kleding. Cédric zegt dat de migranten er overdag slapen, met hun hoofden op zo’n 70 centimeter van passerende treinen. ’s Nachts, als de laatste is langsgekomen, gaan ze lopen. Cédric: „Omdat de politie zo hard optreedt tegen migranten nemen mensen grote risico’s. Ze brengen zichzelf in gevaar om via de tunnels en de autoroutes over de grens te komen. Mijn rol is om mensen die het écht nodig hebben –families met kinderen– juist de gevaarlijke tocht te besparen.”

Dit voelt goed

Sinds de sluiting van de grens bij Menton twee jaar geleden bekommeren tientallen inwoners afkomstig uit de vijf dorpen in de vallei van de Roya zich over het lot van de migranten. George: „Het gaat om een veertigtal mensen, die samen met hun families hebben besloten om in actie te komen. Ofwel om voedsel uit te delen, ofwel om mensen over de grens te helpen. Niet iedereen in het dorp staat erachter. Er zijn er die de politie bellen als ze donkere mensen hebben zien rondlopen.

Het gaat om mensen die we niet in de steek kunnen laten. Onlangs zei een oude vrouw tegen me: Weet je, George, wat wij tijdens de oorlog allemaal niet overhadden voor een stuk brood. Het is misschien niet helemaal verstandig wat we doen, maar dit is wat goed voelt.”

Cédric is een van de mensen die een dagtaak hebben aan het over de grens helpen van migranten. Het begon met het uitdelen van voedsel en vervolgens nam hij een paar migranten mee in zijn auto. Omdat de controles bij de stations net over de grens steeds strenger worden, brengt hij de families verder weg. Inmiddels heeft de Citroën C15 plaatsgemaakt voor een kleine bus. Samen met zijn vriendin organiseert hij wekelijks een tocht naar een station in de buurt van Nice of nog verder. Hij denkt dat hij tussen de 200 en de 300 mensen vanuit Venti­mille naar Frankrijk heeft weten te smokkelen.

Minikamp

De ingang van het pad is vanaf de grote weg moeilijk zichtbaar. Het begint in de nauwe vallei al vroeg te schemeren. Een stel ganzen loopt luidt protesterend langs een kippenhok. Daarna gaat het pad opeens steil omhoog over de soms glibberige rotsen. Na vijf minuten lopen is er een flauw schijnsel zichtbaar tussen de laaghangende takken van de olijfbomen. Een klein huis met een terras. Rond de tafel zitten vijf mannen uit Sudan. In twee caravans even verderop verblijven twee vrouwen. Kinderen zijn er ook: twee meisjes en twee jongens van een jaar of zeven, acht. Een vriendelijk ontvangst. Er wordt Arabisch gesproken. Verontschuldigende blikken. Een meisje vertaalt.

Er zijn inderdaad heel veel mensen die hulp nodig hebben, vertelt Cédric. „We doen het op ons gevoel. Een familie met twee kinderen is gemakkelijker te verplaatsen. Een van de vrouwen heeft problemen met haar knie, ze heeft moeite met lopen. Geld om een smokkelaar te betalen, hebben ze niet. Ze konden niet meer in Ventimille blijven. Op een gegeven moment loop je dan het risico dat je naar het zuiden van Italië wordt teruggestuurd.”

De families blijven ongeveer een week in het kleine kamp. Die tijd wordt gebruikt om het vervolg van de reis te organiseren. Ook geeft Cédric adviezen over de asielprocedure en over de vraag naar welke steden ze wel of juist niet moeten gaan. Het is vermoeiend, geeft hij toe. De organisatie vergt veel tijd, en dan is er altijd de stress van een mogelijke politie-inval.

Cédric: „Bij een vriend werd een week geleden een vrouw onwel. Meteen een arts gebeld. De vrouw werd weer op de been geholpen. Maar een halfuur later belden er twee agenten aan. Zogenaamd om te checken of alles goed was. Ze constateerden dat er 25 migranten in zijn huis zaten. De politie-inval liet niet op zich wachten. De volgende ochtend is hij aangehouden en werd de groep de Italiaanse grens overgezet. De meesten zijn inmiddels alweer terug, maar we missen nog vijf vrouwen.”

„Kent u agenten die nooit door rood licht zijn gereden?” Jean-Pierre kijkt op vanachter de stapel sandwiches die hij inmiddels heeft klaargemaakt. „We hebben hier in de vallei inderdaad een traditie om wat tegendraads te zijn, maar als er op 20 kilometer van je huis mensen honger hebben, hoef je niet rebels te zijn om in actie te komen. Ik zie mezelf niet als een rebel, dit moet je gewoon doen. Maar het mag niet, inderdaad.”

De Italiaanse regering verbood de bevolking eten uit te delen aan de migranten. Toch rijdt de gepensioneerde politieagent drie keer per week naar Ventimiglia. Hij kent de plekken. Onder het viaduct, bij de spoorwegovergang, vlak bij de kerk van San Antonio. „Doe joe wont sumfing to iet?” sist hij over de straat. De achterklep van zijn auto gaat open. Binnen een uur zijn de negentig broodjes weg.

In het kamp heerst er ’s avonds laat een onrustige sfeer. De kinderen hebben hun winterjasjes aan en wachten samen met de groep volwassenen in een rij boven aan het pad. „We moeten meteen weg”, zegt Cédric gespannen. „Er is een redelijke kans dat de vijf vrouwen die we niet hebben teruggevonden hun mond voorbij hebben gepraat. Daarom splitsen we de groep, een deel blijft hier. De vrouwen vertrekken morgenochtend vanaf het station in Nice naar Parijs en Marseille. De rest gaat nu naar Françoise.”

Het is tegen elven als de bus aankomt bij het grote huis van de strafrechtadvocate. Ze heeft verschillende kamers in haar woning beschikbaar gesteld. Cédric vertrekt meteen naar de keuken. Er is nog niet gegeten en de kinderen moeten trek hebben. Ze hangen wat tegen hun vaders aan of kijken met een slaperige blik over de tafel met daaraan de veelal zwijgende volwassenen. Pasta met kip wordt het menu.

„Ik kan me voorbereiden op een arrestatie. Maar het moeilijke is de kinderen”, zegt Cedric. „Ze huilden toen we werden aangehouden. De gendarmes hielden hun vuurwapens op ons gericht. Ik vraag me weleens af wat het gevolg is van zo’n politieactie. Kinderen die onder schot worden gehouden, kinderen die in een cel terechtkomen. Dit zijn mensen die op de vlucht zijn voor een oorlog. Waarom hen terugbrengen naar Ventimiglia? Waarom dit idiote circus? Het maakt ons niks uit. We komen morgen terug om hen weer op te halen.”

De volgende ochtend kraait de haan net voordat de wekker afgaat. Cédric verwacht voor tien uur geen inval van de politie. Snel worden de treintickets voor de vrouwen in orde gemaakt. Enkele laatste aanwijzingen: rechtop lopen en doe je hoofddoek af. Dan stappen ze in de bus. Op weg naar Parijs en Marseille.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer