Samenwerking D66 en SP geen wenkend perspectief
Voor de zomer hebben ze genoeglijk met elkaar getafeld: D66-leider Pechtold en SP-voorman Roemer, met bovendien de Amsterdamse wethouders Ollongren (D66) en Vliegenthart (SP). Doel van dit gezellige samenzijn: aftasten welke mogelijkheden er zijn om niet alleen lokaal, maar ook landelijk met elkaar samen te werken in een coalitie.
Toen Pechtold en Roemer hiervan woensdag tegenover BNR verslag deden, klonken ze opgetogen. Over hun lokale samenwerking –niet alleen in Amsterdam en Leiden, maar ook in Utrecht zitten de partijen samen in het college– zijn ze uitermate tevreden. Zoals D66-fractievoorzitter Verschuure, die in Utrecht aan de wieg stond van de huidige coalitie, er „geen seconde spijt van heeft gehad” dat hij de SP, die getalsmatig eigenlijk niet nodig was, toch bij de collegevorming heeft betrokken.
Eenzelfde geluid laat de Utrechtse SP-wethouder Jansen horen. Hij is er door zijn Utrechtse ervaring „ten principale” van overtuigd dat samenwerking tussen de twee partijen ook aan het Binnenhof mogelijk is. En Jansen kan het weten, want hij is oud-Kamerlid.
De drang van Pechtold en Roemer om zich, al ver voor de Kamerverkiezingen van 2017, met dit thema bezig te houden, is begrijpelijk. D66 staat in Den Haag al tien jaar aan de kant. Zo’n periode van oppositie voeren kan leuk en verfrissend zijn, maar op een gegeven moment wil een zichzelf respecterende middenpartij toch weer op het pluche. Bij D66 is die drang momenteel zo sterk dat Pechtold er zelfs zijn politieke toekomst aan heeft verbonden: of hij wordt in 2017 minister, of hij draagt het stokje van het partijleiderschap over aan een opvolger.
Voor de SP geldt iets dergelijks. Zij heeft nog nooit in de Trêveszaal gezeten, wat voor een deel van de socialisten een grote frustratie is.
Toch is het nog maar de vraag of beide partijen werkelijk in staat zijn op landelijk niveau langdurig en effectief met elkaar samen te werken. Het is immers niet moeilijk een rijtje onderwerpen te verzinnen waarover beide partijen het roerend met elkaar oneens zijn. Jarenlang bepleitte D66 voortgaande marktwerking in allerlei sectoren, zoals in de zorg, terwijl de SP daar juist een grote verantwoordelijkheid voor de staat zag. En ten aan zien van Europa, tegenwoordig „best belangrijk”, verschillen Pechtold en Roemer ook hemelsbreed.
Vanuit christelijke oogpunt bezien is samenwerking tussen D66 en SP in elk geval geen wenkend perspectief. Ja, als het om medische ethiek gaat, zóú de SP wellicht een matigende werking kunnen hebben op al te drieste plannen van D66. Die laatste loopt immers, als het om de liberalisering van euthanasie gaat, altijd voorop, terwijl de SP op dit terrein vaak aan de rem hangt.
Maar er is ook een thema waarop beide partijen elkaar, helaas, regelmatig uitstekend kunnen vinden, namelijk in hun kritiek op het bijzonder onderwijs. Bekeken vanuit dit gezichtspunt valt het te hopen dat ofwel de verkiezingsuitslag ofwel het verloop van de formatie een flinke hand roet werpt in het smakelijke eten van Pechtold, Roemer, Ollongren en Vliegenthart.