Dat stelden CDA, ChristenUnie en SGP gisteren in een overleg met minister Korthals van Justitie over het prostitutiebeleid. Het overleg kon worden gezien als een eerste evaluatie van de afschaffing van het bordeelverbod. Over nog een jaar zal de officiële, schriftelijke evaluatie plaatsvinden.

De christelijke fracties hebben weinig vertrouwen in de kwaliteit van die evaluatie, al was het maar omdat over de huidige situatie in de seksbranche amper cijfers beschikbaar zijn. Rouvoet (ChristenUnie): „Hoe kunnen we nu ooit meten of de doelstellingen van de afschaffing van het bordeelverbod, bijvoorbeeld minder illegaliteit en minder kinderprostitutie, bereikt zijn als we ons vertrekpunt helemaal niet kennen?"

Korthals gaf gisteren toe „dat de effecten in kwantitatieve zin over een jaar nog altijd moeilijk te meten zullen zijn." Toch had de bewindsman de indruk dat de richting waarin de seksbranche zich op dit moment beweegt, een goede is. „Het ging ons erom dat prostitué een min of meer normaal beroep zou worden, waarvoor mensen in vrijwilligheid moeten kunnen kiezen. Als ik de voorzichtige omslag bij de ING Bank zie, waar prostitués na enige discussie nu toch kunnen bankieren en leningen kunnen afsluiten, denk ik dat het de goede kant opgaat."

Hulpverlening
SGP-woordvoerder Van der Staaij kijkt daar heel anders tegenaan. „Wat mijn fractie betreft, moet de overheid veel meer doen aan hulpverlening en zorg en veel harder werken aan mogelijkheden voor prostitués om uit hun beroep te stappen." Van der Staaij citeerde uit een rapport waarin geconstateerd wordt dat „prostitutie voor beginnende prostitués vooral een overlevingsstrategie bij financiële problemen of een keuze onder dwang van derden is."

Op voorspraak van PvdA, VVD, D66 en GroenLinks zegde Korthals gisteren toe dat de belangenvereniging voor prostitués, de Rode Draad, de komende jaren aanspraak kan blijven maken op subsidie. De vereniging kreeg tot nu toe zo’n vier ton subsidie per jaar.