RIVM presenteert vaccinatiefolders
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft donderdag in Den Haag een reeks vaccinatiefolders gepresenteerd en overhandigd aan minister J. F. Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De folders bieden gedetailleerde informatie over de effecten en bijwerkingen van alle prikken die deel uitmaken van het rijksvaccinatieprogramma.

De presentatie had -te midden van spelende dreumesen, hun moeders en genodigden- plaats in een consultatiebureau aan de Bezuydenhoutseweg in Den Haag. Bekend terrein voor minister Hoogervorst, want „mijn zoontje heeft hier ook zijn prikjes gehad.”
De bewindsman zei niet te begrijpen dat er nog steeds discussies worden gevoerd over vaccinaties. „Ik begrijp wel dat er religieuze bezwaren zijn, al zie je dat de acceptatie in de zogeheten bible belt toeneemt. Tegelijk echter zie je dat er hoogopgeleide ouders zijn die vaccinatie voor hun kinderen afwijzen.”
Inmiddels bestaat het rijksvaccinatieprogramma (RVP) bijna vijftig jaar. Vooral de laatste jaren verschijnen in de media kritische artikelen over de (mogelijke) bijwerkingen van vaccinaties, die de discussie aanwakkeren. „Mensen weten daardoor weinig meer van de ernst van de oorspronkelijke aandoeningen”, aldus directeur-generaal dr. M. J. Sprenger van het RIVM.
Vooral de laatste jaren groeide bij ouders de behoefte aan goede informatie over de effecten en bijwerkingen van vaccinaties. Die was op de consultatiebureaus decennialang niet standaard beschikbaar. Een vreemde situatie, temeer daar elk geneesmiddel in Nederland al sinds jaar en dag moet zijn voorzien van een goede, begrijpelijke bijsluiter waarin tekst en uitleg wordt gegeven over de effecten en bijwerkingen.
Sprenger van het RIVM beaamt dat er onvoldoende informatie was. „Vaccinatie werd in het verleden bijna altijd gezien als een vanzelfsprekend iets. Er werden niet zoveel vragen bij gesteld, behalve uit religieus oogpunt. Die vragen hadden echter niet te maken met het product zelf.”
De Stichting Vaccinatieschade is blij met de nieuwe folders. „De informatie die ouders tot voor kort kregen, was erg beknopt. De folders vormen een hele verbetering. Jammer is dat de gegevens in de kinkhoestfolder afwijken van de recente cijfers uit het rapport van de Gezondheidsraad”, aldus woordvoerster M. Schultz van de stichting.
De organisatie kreeg de folders vooraf toegezonden om ze te voorzien van commentaar. Schultz: „Dat hebben we gegeven, maar het is niet in de tekst verwerkt. Die was al naar de drukker, zo werd ons verteld. Bij een eventuele herdruk zouden onze opmerkingen wel worden meegenomen.”
Het kinkhoestvaccin maakt deel uit van de huidige DKTP-Hib-vaccinatie. Die wordt aan kinderen gegeven op de leeftijd van 2, 3, 4 en 11 maanden ter voorkoming van respectievelijk difterie, kinkhoest, tetanus, polio en een infectie door de bacterie Haemophilus influenza b, die onder meer hersenvliesontsteking kan veroorzaken. De kinkhoestcomponent uit de cocktail is vervaardigd uit de gehele kinkhoestbacterie (whole-cell-vaccin). De effectiviteit van het kinkhoestvaccin is niet optimaal en het vaccin geeft veel bijwerkingen.
Begin april adviseerde de Gezondheidsraad in een rapport over de kinkhoestvaccinatie daarom zo snel mogelijk over te stappen op een ander vaccin, het zogeheten acellulair vaccin, vervaardigd uit delen van de bacterie. Dit geeft veel minder bijwerkingen.
De gegevens die het RIVM vermeldt in de kinkhoestfolder verschillen van de gegevens die de Gezondheidsraad hanteert in het recent verschenen rapport. Volgens het RIVM biedt het huidige kinkhoestvaccin bij 70 procent van de gevaccineerde kinderen bescherming. „De duur van de bescherming is niet bekend, maar in ieder geval enkele jaren”, zo staat in de folder te lezen.
De Gezondheidsraad is minder positief. Het rapport vermeldt onder meer: „De door het vaccin verleende bescherming lijkt van korte duur, want bij driejarigen was in 2002 de geschatte vaccineffectiviteit maar 54 procent, terwijl bij vierjarigen met behulp van de screeningsmethode geen effect meer aantoonbaar was. De geschatte vaccineffectiviteit voor de hele groep 1- tot 4-jarigen bedroeg 39 procent.”
Als bijwerkingen meldt het RIVM in de folders: plaatselijke reacties (pijn, roodheid, zwelling), malaise, hangerigheid en wegrakingen. Aantallen of percentages worden niet genoemd. Dat gebeurt wel bij het optreden van langdurig ontroostbaar huilen (langer dan drie uur). Dit verschijnsel doet zich voor bij ongeveer 1 op de 100 tot 1000 kinderen. Genoemd worden verder een verkleurde arm of been bij 1 op de 1000 tot 1500 kinderen en koortsstuipen bij 1 op de 5000 tot 10.000 kinderen.
De Gezondheidsraad noemt ook de gegevens van het RIVM, maar baseert zich daarnaast onder meer op cijfers van de gezaghebbende Engelse Cochrane onderzoeksgroep. Die meldt koortsstuipen bij 4 op de 6800 kinderen en wegrakingen bij 14 op de 6800 kinderen. Meer dan twee uur schreeuwend huilen komt voor bij 81 op de 6800 kinderen. De commissie „neemt aan dat deze frequenties ook van toepassing zijn op het Nederlandse vaccin.”