Kamer beseft met schok: Rutte zei expres ”pleur op”
Bijna de hele Kamer legde Rutte gisteren pijnlijk over de knie. Toch nam hij geen afstand van zijn ”pleur-op-uitspraak” van anderhalve week geleden. De premier leek zelfs te genieten van de felheid van alle aanvallen. Waar was de aimabele, altijd meebuigende allemansvriend gebleven?
Jazeker, al tijdens het Turkijedebat op 13 september kreeg Rutte van de Kamer de wind van voren. Het ging ook toen over zijn uitspraak, gedaan in tv-programma Zomergasten. Na het zien van een filmpje over Turken die op de Erasmusbrug met Turkse vlaggen demonstreerden, reageerde de premier met: „Pleur op.”
Maar nu, op de tweede dag van de Algemene Beschouwingen, vielen de fracties écht over hem heen. Buma (CDA): „Dat is heel erg! Eens in de zoveel tijd staat u voor een schoolklas, en dan gaat het ook over normen en waarden. Zegt u dan ook „pleurt op” tegen uw leerlingen? Of „rot op”, „lazer op” en „tuig van de richel”?” Pechtold (D66): „Je gaat af als een gieter, man! Geef jezelf ook eens normen.” Klaver (GL): „Dit is een premier onwaardig. Neem uw woorden terug!”
Maar dát deed Rutte dus juist niet. Hij deed er eerder een schepje bovenop. Nee, hij nam van die bewust gedane uitspraak geen millimeter afstand. En ja, hij had hem gedaan als premier, niet als lijsttrekker. „Want ook als premier vind ik dingen.”
Vooral dit laatste was tegen het zere been van coalitiepartner PvdA. „Zei u dit werkelijk als minister-president? Daar mag ík dan weer iets van vinden”, sloeg Samsom (PvdA) zijn piketpaaltje.
Rutte –en dat was misschien wel het meest opvallende in dit debat– trok zich zelfs van zijn coalitiepartner niets aan. Ja hoor, Samsom mocht best vinden dat hij nóóit ”pleur op” mag roepen, dat een premier „moet verbinden” en deze landgenoten „duidelijk moet maken dat hun toekomst híér ligt”; Rutte was het er gewoon niet mee eens. En hij zou zo wéér ”pleur op” zeggen.
Zijn inhoudelijke verdedigingslinie was zwak. Barricade 1: „99 procent van het volk vindt dit, hoor.” Pechtold schoot hem direct aan flarden: „Ja, veel Nederlanders zouden dit ook zeggen. Maar dan in de kroeg, na een borreltje te veel op. Maar als premier moet ú de norm hooghouden.”
Barricade 2: „Die Turkse man zei vanaf de Erasmusbrug tegen heel Nederland: Oprotten. Dan zeg ik tegen hem: Pleur op.” Hmmm, zei die man dat tegen heel Nederland? Of tegen de cameraman?
Barricade 3: „Ik zou dit ook gezegd hebben tegen autochtone raddraaiers.” Oh ja? De Kamer geloofde het in elk geval niet. Ja, een krachtterm zou Rutte wellicht gebezigd hebben. Maar een uitdrukking met als strekking: hoepel op? Nee. Waarhéén zouden Hollandse jongeren dan moeten ophoepelen?
Kortom, de fractieleiders stonden perplex. Was dit werkelijk Rutte? Meende hij dit? Hoe kon hij volhouden bij zo’n zwakke verdediging? En hoe kon de grote verbinder plots zo’n splitser worden dat hij in dit debat zelfs Samsom –aan wie hij vier jaar lang met een gezamenlijke missie zat vastgeklonken– geen enkel comfort gaf?
Toch had iedereen het kunnen weten: het gaat in politieke debatten niet primair om inhoud maar om impact. Rutte beseft dat als geen ander. En die waarheid geldt zeker als verkiezingen naderen. Was het niet zo’n vier jaar geleden dat diezelfde Rutte, in een verkiezingsdebat, net zoiets deed? Nederlandse jihadgangers konden wat hem betreft beter in Syrië sneuvelen dan terugkeren. Rutte hield eraan vast, hoe anderen ook sputterden en foeterden.
En eigenlijk snappen zijn tegenstanders dat best. Samsom: „Ik zie dat campagnevoerder Rutte door het pantser van de premier heen breekt.” Buma: „Ik denk dat deze premier na dit debat meteen naar zijn campagneteam gaat en zegt: „Toppie, dat hebben we mooi gedaan.””
Het zou zomaar kunnen.