„Vluchtelingen werden als gasten behandeld”
Vrijwilligers van de Stichting Bootvluchteling voeren met een omgebouwde kotter richting Libië om vluchtelingen op gammele bootjes uit het water van de Middellandse Zee te halen. Terug in de haven van Valletta, op Malta, doen ze hun verhaal.
„Het moment waarop ik de eerste bootvluchtelingen zag op hun gammele rubberboot, greep me erg aan”, zegt stuurman Arie Huisveld (68). „Het zijn mensen als jij en ik.” Hij vertelt over een baby van drie maanden die moest worden opgenomen in de medische boeg van het reddingsschip. „Zo’n kleintje kan er niets aan doen dat het in zo’n benarde situatie terechtkomt en heeft nog een heel leven voor de boeg. Daarom alleen al vind ik het reddingswerk van Stichting Bootvluchteling zo belangrijk”. Hij vertelt dat hij tijdens de tocht naar een veilige haven iedere keer even om het hoekje van de ziekenboeg keek om zich ervan te vergewissen dat het met het kind nog goed ging.
Vrijwilligers en bemanningsleden staan weer op de kade in Valletta, in Malta, na een enerverende reddingsmissie in de wateren voor de Libische kust, waarbij 356 mensen werden opgepikt van hun krakkemikkige bootjes en naar een veilige haven werden gevaren.
Zeeziek
Het reddingsschip Golfo Azurro van Stichting Bootvluchteling, een voormalige Texelse kotter, is speciaal uitgerust voor het redden van mensen die met hun bootjes in de problemen komen op de Middellandse Zee. Professionele bemanningsleden en vrijwilligers staan de Italiaanse kustwacht bij, op verzoek van de Italiaanse overheid. Morgen vaart de boot opnieuw richting Libische kust.
„Ik was zeeziek, maar werkte toch door”, vertelt deksman Merijn Noppers (24), die onlangs zijn studie internationale betrekkingen met succes afsloot. „Soms heb je tijdens de missie op zee na vier uur slaap weer dienst; ook als je eigenlijk wel acht uur slaap nodig hebt. Ik ervaar die korte nachten als heel zwaar.”
Noppers vertelt dat het complete team „keihard heeft gewerkt” om de vluchtelingen van hun bootjes te halen en hen als gasten aan boord op te vangen. „Elk teamlid bleek kwaliteiten te hebben waarmee hij kon schitteren. Zo hadden we niet genoeg voedsel aan boord om zo veel gasten op te vangen en: we hadden geen borden. Maar we gaven alles wat we hadden, pakten koekjes in servetjes in en schepten rijst in plastic bekertjes. Dat vond ik gaaf: onder barre omstandigheden kwamen we met creatieve oplossingen.”
„Wat mij trof was de menselijkheid en waardigheid waarmee de vrijwilligers de vluchtelingen opvingen”, zegt Martin (54), hoofd van het SAR-team. „De vluchtelingen werden als gasten behandeld. Ze wisten niet dat de overtocht van Libië naar Italië veel langer zou duren dan de twee uur die de smokkelaars hun hadden laten geloven”, verzucht hij. „Blijkbaar denk je niet meer logisch na als je op de vlucht bent.”
Leukemie
Basisarts Sophie Gülcher herinnert zich vooral één gast: de zesjarige Wassin, een Syrisch jongetje met leukemie. „Zijn ouders waren met hem Libië ontvlucht omdat het daar te gevaarlijk werd, maar Wassin was op dat moment nog met een kuur bezig.”
„De mensen die we aan boord kregen zijn erg kwetsbaar en gaan in Europa een onzekere tijd tegemoet”, zegt Gülchers collega Ayla Emmink (25). „Het was bijzonder om bij de loopplank te staan op het moment dat onze gasten van boord gingen. Toen voelde ik me klein en huilde bijna, ontroerd door hun blijken van dankbaarheid. Ze omhelsden me en namen afscheid met mooie woorden, die ik niet verstond, maar waarvan ik de betekenis maar al te goed begreep.”
Ook voor Matteo Zevi (26), de leider van deze reddingsmissie op de Middellandse Zee, was het moment waarop de laatste vluchtelingen ongedeerd de loopplank afliepen het hoogtepunt van de missie. „Het doet me verdriet om vluchtelingen te ontmoeten die nauwelijks kleren hebben”, zegt hij. „Kinderen lopen soms op blote voeten. Omstanders kijken soms verwijtend naar hun ouders, maar die zouden hun kinderen graag schoenen geven op hun reis naar Europa, maar mensensmokkelaars eisen dat kinderschoentjes worden uitgedaan en achtergelaten voordat ze de rubberboot instappen.”
Spanningen
Noppers zegt aan boord veel gesprekken te hebben gevoerd om de gemoederen te bedaren. Hij geeft toe dat hijzelf ook niet altijd begreep wat er gebeurde. „Dat mensen nog een nacht aan boord moesten blijven, terwijl het schip al in de Italiaanse haven van Catania lag, was ook voor mij onbegrijpelijk.” Hij had soms het gevoel dat de spanningen wel erg gevaarlijk opliepen. „Telkens probeerde ik de situatie met grapjes onder controle te houden.” Als voorbeeld noemt hij het moment dat de passagiers eindelijk van boord mochten en er gedrang ontstond. „De druk ging van de ketel toen ik zei: Hebben we soms iets verkeerds gedaan dat jullie zo snel van boord willen?’”
Bij Noppers viel een last van zijn schouders toen de laatste vluchteling het schip had verlaten. „Toen konden we ons eindelijk mentaal ontladen en zijn we van boord gesprongen om te zwemmen. Prompt kwam de politie ons vermanen en hebben we onze excuses aangeboden voor die toch wel heerlijk frisse duik.”