Een liter niet-geproduceerde melk is goed voor 24 cent
Pakweg twee jaar geleden keek melkveehoudend Nederland reikhalzend uit naar ‘bevrijdingsdag’. Op 1 april 2015 werd na drie decennia de Europese melkquotering –ingesteld om een einde te maken aan de gesubsidieerde zuiveloverschotten– afgeschaft. De melkkraan kon weer open, zo was de algemene gedachte. Maar de wal heeft het schip gekeerd. Vanaf volgende week krijgen boeren een premie voor niet-geproduceerde melk.
In de aanloop naar 2015 verschenen overal op het platteland nieuwe, grotere stallen. Veel boeren wilden meer koeien gaan houden. De uitbreidingsplannen werden ruimhartig gefinancierd door de Rabobank, huisbankier van agrarisch Nederland. Want de melkveehouderij heeft de toekomst, zo stelde ook toenmalig staatssecretaris van Economische Zaken Dijksma. Aan de productiekant: Noordwest-Europa –Nederland incluis– is met zijn gematigde klimaat en goede landbouwgrond uitstekend geschikt voor de melkveehouderij. Aan de afnemerskant: de wereldbevolking groeit, de gemiddelde welvaart neemt toe en daardoor verandert het consumptiepatroon van Aziaten en Afrikanen: zij eten en drinken steeds meer zuivelproducten.
Dat de internationale zuivelmarkt sinds begin 2014 in mineur was, met voortdurend dalende melkprijzen voor de (ook Nederlandse) boeren, daarover maakten weinigen zich zorgen. Een kortstondige hapering, zo dachten de meesten. Maar de zuivelcrisis duurt al meer dan twee jaar en is, hoewel zich nu enig herstel lijkt aan te dienen, nog steeds niet voorbij.
Mest
Ook dat andere, typisch Nederlandse, vraagstuk bleef onderbelicht: waar moeten we straks met de mest heen die al die extra koeien dagelijks uitscheiden? Want mest betekent fosfaat, en daarover zijn Europese afspraken gemaakt: als de Nederlandse veehouderij te veel fosfaat produceert, vervalt de zogeheten derogatie – een afspraak met Brussel die Nederlandse melkveehouders toestaat meer mest op hun grasland uit te rijden dan Europese regels voorschrijven.
Vorig jaar zomer kwam de klap: Dijksma kondigde de komst van fosfaatrechten aan. Wie vanaf 2017 koeien wil houden, moet over rechten beschikken. Peildatum voor toekenning ervan werd 2 juli 2015. Wie meer koeien heeft dan toen, moet inkrimpen of fosfaatrechten bijkopen van collega’s die stoppen. Om de fosfaatproductie weer onder het plafond te krijgen, wordt bij elke transactie van fosfaatrechten 10 procent afgeroomd. Bovendien worden alle boeren –een groepje harde knelgevallen uitgezonderd– ook nog eens maximaal 8 procent in hun rechten gekort. Hoewel, maximaal? Dijksma’s opvolger Van Dam sluit sinds kort niet meer uit dat de korting nog hoger uitvalt.
Hoeveel fosfaatrechten straks kosten (en voor de verkoper opbrengen!) moet blijken. Boeren houden rekening met duizenden euro’s per koe. Als je dan toch wilt stoppen, is het slim om even te wachten tot volgend jaar: dan kan de verkoop van je fosfaatrechten je een leuk bedrag opleveren. Boerenorganisatie LTO Nederland en de Rabobank verwachten in 2017 inderdaad een relatief groot aantal bedrijfsbeëindigers. LTO rekent erop dat 1800 melkveehouders volgend jaar vrijwillig stoppen – dat is 10 procent van het totaal. Daarnaast dreigt voor 300 sterk gegroeide melkveebedrijven een faillissement omdat ze de aankoop van fosfaatrechten –nodig om de nieuwe stal vol te kunnen zetten– niet kunnen opbrengen.
Deze week deed het coöperatieve zuivelconcern FrieslandCampina, dat 80 procent van de Nederlandse boerderijmelk verwerkt, een duit in het zakje. Een duit van 15 miljoen euro om precies te zijn. Boeren die tussen 1 oktober en 31 maart hun melklevering verminderen ten opzichte van een bepaalde referentieperiode, krijgen daarvoor een premie van 10 eurocent per niet-geleverde liter (formeel: kilo), tot een gezamenlijk maximum van 150 miljoen kilo.
De 10 cent komt boven op een vergoeding van 14 cent die de Europese Commissie verstrekt in een poging de crisis op de zuivelmarkt te keren. Die 14 cent was voor de doorsnee Nederlandse boer niet aantrekkelijk genoeg: een liter melk die wél naar de fabriek gaat brengt momenteel een basisprijs van ruim 26 cent op. Veel minder dan de berekende kostprijs weliswaar, maar als je de vaste kosten niet meerekent (die moet je toch betalen) houd je er toch meer dan 14 cent per liter aan over, geld dat de meeste boeren hard nodig hebben om hun rekeningen te kunnen betalen. Maar met het extraatje van FrieslandCampina is elke liter niet-geproduceerde melk ineens goed voor 24 cent. Dat ligt toch wel heel dicht bij de huidige basisprijs. Een paar koeien opruimen, die je dus ook niet meer hoeft te voeren, kan dan zomaar lucratief zijn.
Het lijdt dan ook geen twijfel of de actie van FrieslandCampina zal aanslaan. Het is zeker een stap op weg naar de aanpak van het fosfaatoverschot –volgens het concern het belangrijkste doel. Maar toch niet meer dan een symbolisch stapje. Vakblad Boerderij rekende uit dat 150 miljoen kilo melk gelijkstaat aan 0,8 miljoen kilo fosfaat, terwijl het fosfaatoverschot van de melkveehouderij 8 miljoen kilo bedraagt.
Waarde
En dat andere doel dan, dat de zuivelreus deze week noemde: verbetering van de mogelijkheden om melk tot waarde te brengen? FrieslandCampina kreeg in de eerste helft van dit jaar 583 miljoen kilo of 12 procent meer melk aangeleverd dan in dezelfde periode van 2015. Veel van die extra melk moest worden verwerkt tot laagwaardige zogeheten basiszuivelproducten (melkpoeder, foliekaas en boter), die alleen onder de kostprijs konden worden verkocht.
Met andere woorden: als er de komende maanden minder melk naar de fabriek komt, wordt het aandeel van de totale melkplas dat tot hoogwaardige zuivelproducten (bijvoorbeeld babyvoeding) wordt verwerkt, groter. En dat komt weer ten goede aan de prijs die de boeren voor de wél geleverde melk krijgen uitbetaald. Zo snijdt het mes aan twee kanten.