Buitenland

’Belgrado maakt oneigenlijk gebruik van VN–hof’

Servië–Montenegro drijft de zaak over de NAVO–bombardementen in 1999 alleen maar door omdat het van een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) voordelen verwacht in een andere genocidezaak voor het VN–hof. Die werd in 1993 tegen Belgrado aangespannen door Bosnië.

ANP
22 April 2004 15:43Gewijzigd op 14 November 2020 01:09

Dit verwijt is donderdag in min of meer bedekte termen geuit door NAVO–landen die gedaagd zijn door Belgrado, met name België en Portugal. De tactiek van Servië–Montenegro stuurt aan op een uitspraak dat Joegoslavië van 1992 tot 2000 geen VN–lid was, geen partij kon zijn voor het ICJ en geen partij was bij de genocideconventie.

Zo’n vonnis zou Belgrado van pas kunnen komen om een veroordeling tot een schadevergoeding wegens genocide in Bosnië te voorkomen. In die zaak is de kwestie van ontvankelijkheid al jaren geleden in het voordeel van Bosnië beslecht. Belgrado zou kunnen proberen via een vonnis in de NAVO–zaak de ontvankelijkheid van de Bosnische klacht opnieuw ter discussie te stellen.

België sprak donderdag van een ’achterdeur’ om een nieuwe ronde van pleidooien over de ontvankelijkheid in de Bosnië–zaak te openen. Portugal had het over een oneigenlijk gebruik van de procedure.

In de NAVO–zaak lijken het alle partijen inmiddels erover eens te zijn dat het hof niet bevoegd is op basis van VN–lidmaatschap van Belgrado of van de genocideconventie. Canada heeft de situatie dan ook zeer to the point beschreven door de vraag te stellen: „Waarom zijn we eigenlijk hier?", zo betoogde de leider van de Nederlandse delegatie, prof. dr. Johan G. Lammers, donderdag dan ook.

Lammers, de juridisch adviseur van minister Bot van Buitenlandse Zaken, zei tevens dat ook een ander argument van Belgrado voor bevoegdheid van het hof in de zaak tegen Nederland geen hout snijdt. Servië–Montenegro beroept zich op een oud verdrag uit 1931 tussen het toenmalige Koninkrijk Joegoslavië en het Koninkrijk der Nederlanden over vreedzame geschillenbeslechting. Volgens Lammers is er na het uiteenvallen van Joegoslavië begin jaren negentig nooit een akkoord geweest tussen Den Haag en Belgrado waarin de voortdurende geldigheid van het verdrag zou zijn geregeld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer