Geef werknemers meer loon
Terwijl winsten toenemen, blijven bedrijven beknibbelen op het salaris van werknemers. Dat is onterecht, betogen Chris Baggerman en Arne Schaddelee.
Kamerleden lieten zich deze week door deskundigen bijpraten over de scheve inkomensverdeling in ons land. De groeiende kloof tussen werkgevers en werknemers baart veel Nederlanders in toenemende mate zorgen. GroenLinks en SP speelden daar gisteren nog handig op in met een pleidooi om de 500 euro die de hogere inkomens (meer dan 60.000 euro) er de afgelopen jaren op vooruit zijn gegaan, terug te halen en uit te keren aan de lagere inkomens. Op dezelfde dag pleitte de Rabobank voor meer loon voor werknemers.
Afgelopen voorjaar presenteerde De Nederlandsche Bank (DNB) berekeningen waaruit bleek dat er meer loonruimte is dan werd gedacht. Al tientallen jaren verliest arbeid het, ook in Nederland, van kapitaal. De inkomensverdeling wordt daardoor steeds schever.
DNB merkte op dat uitgegaan is van een te hoge arbeidsinkomensquote (aiq). De aiq is het percentage van het nationaal inkomen (netto toegevoegde waarde) dat dient als beloning voor de productiefactor arbeid (arbeidsinkomen). Deze te hoge inschatting is veroorzaakt doordat de omzet van de zzp’ers in de statistieken is overschat, aldus DNB. Ze werden meegeteld met een inkomen waarmee werknemers gemiddeld genomen thuiskomen. Tussen 2007 en 2014 is het gemiddelde zzp-inkomen echter gedaald van 45.000 naar 34.000 euro, maar liefst 25 procent. Veel zzp’ers verdienen niet meer dan 22.000 euro. Zij kunnen alleen overleven door de mkb-winstvrijstelling, de stimulering via de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.
Loon tegen winst
De discussie in de Kamer focuste op de onderkant van de arbeidsmarkt en op een mogelijk minimumtarief voor zzp’ers. Opvallend was echter dat niemand aandacht schonk aan het pleidooi van de hoogste baas van DNB, Klaas Knot. Hij pleit voortdurend voor meer loon voor werknemers en wordt daarin bijgestaan door veel economen. Dankzij meer loon krijgen consumenten meer te besteden en halen ze hun hand van de knip, zo is de verwachting.
In de RMU Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2016 constateerden we eind 2015 al dat de bedrijfswinsten bijna weer op het niveau van voor de kredietcrisis zijn, dat salarissen van topbestuurders significant zijn gestegen en er twee keer zo veel dividend aan aandeelhouders is uitgekeerd als vijftien jaar geleden. Bedrijven betalen bovendien veel minder winstbelasting dan voor 2008. Het is illustratief dat het aandeel van de Nederlandse gezinnen in het netto nationaal inkomen daalde tussen 1987 en 2012 van 63 procent naar 53 procent, terwijl in diezelfde periode het aandeel van het bedrijfsleven steeg van 3 naar 12 procent.
Voor bedrijven zijn de Nederlandse loonkosten de afgelopen twintig jaar niet zo laag geweest als nu. De stijging van de loonkosten bedroeg sinds 2005 gemiddeld 2,4 procent per jaar. Dat constateerde recent nog het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Organisatiegraad
Natuurlijk heeft dit onder meer te maken met de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie. Veel ingrijpender zijn echter de vergrijzing, de flexibilisering op de arbeidsmarkt en de afkalving van de vakbonden. De zogenoemde organisatiegraad, het aantal werknemers dat lid is van een vakbond, is in Nederland laag. Werknemers slagen er daardoor niet meer in om hun deel van de nationale koek te verdedigen. En dat terwijl de bedrijfswinsten, vooral van grote internationale bedrijven, een steeds grotere hap uit de koek nemen.
De rekening van de recessie werd de afgelopen jaren niet betaald door de grote bedrijven en ook niet door de aandeelhouders. Nee, het waren individuele werknemers die het gelag betaalden. Dat blijkt uit een onderzoek van McKinsey, een Amerikaans organisatieadviesbureau dat wereldwijd werkt. Recent onderzocht het de loonkosten van bedrijven. Wat blijkt? De afgelopen tien jaar daalde in 25 westerse landen het reële inkomen van 65 tot 70 procent van de mensen. Voor Nederland blijkt dat het werkelijke inkomen van 70 procent van de werknemers erop achteruitging.
Zweden
Minder loon. Dat was de werkelijkheid voor de meeste werknemers in de westerse wereld. Slechts één land vormde hierop een uitzondering: Zweden. Daar leverden werknemers niet in. Hiervoor kon McKinsey maar één verklaring vinden: de organisatiegraad. Zeven van de tien Zweedse werknemers zijn lid van een vakbond. Dat is hoog. Ter vergelijking, in Nederland is slechts 20 procent van de werknemers lid van een vakbond.
De vakbond loont, er lijkt geen andere conclusie mogelijk. Werknemers moeten zich realiseren dat zij zichzelf in slaap sussen als zij denken geen vakorganisatie nodig te hebben. Zelf je boontjes doppen is helemaal niet zo’n goed idee. Zweden laat zien dat het lidmaatschap van een vakorganisatie zich dubbel en dwars uitbetaalt.
Natuurlijk moet een vakbond niet rigide zijn in zijn looneisen. De werkelijke loonruimte berekent de RMU ieder jaar nauwkeurig aan de hand van de arbeidsproductiviteit en de inflatie. Verhoudingen worden scheef op het moment dat winsten stijgen en directies extra bonussen incasseren, terwijl er voor medewerkers een kleine fooi overblijft. Arbeiders zijn echter hun loon waard. Een goed salaris is een eerlijke zaak.
De auteurs zijn werkzaam als respectievelijk coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid en manager communicatie bij de RMU.