Pleidooi voor Bijbelse scheppingsleer
„Ik weet niet of er een zondeval is geweest.” „Een optie is dat Adam en Eva een groep mensen zijn geweest die hebben gefaald.” „De Bijbel is bedoeld om ons onder de indruk van God te brengen, de wetenschap om de werkelijkheid te verklaren.”
Deze en andere uitspraken hebben bij nogal wat mensen bezorgdheid gegeven, schrijft eindredacteur Ger de Koning in zijn voorwoord in de glossy ”Schepping, geen compromis”. Ze werden gedaan tijdens de presentatie van het kinderboek ”Topnerd Tycho” van Corien Oranje en Cees Dekker vorig jaar. Het kinderboek en enkele artikelen uit het RD zijn de reden dat de Zwolse uitgeverij Daniël de glossy publiceerde.
„Deze uitgave is geschreven voor onze kinderen en kleinkinderen, opdat ze niet ten prooi zullen vallen aan een dergelijke dwaalleer ten aanzien van Gods scheppingswerk. Wie in twijfel trekt of zelfs loochent dat God de hemel en de aarde in zes dagen heeft geschapen, en een eigen verklaring bedenkt voor de wijze waarop alles is ontstaan, ondergraaft de waarheid van Gods Woord”, vindt De Koning, die voorganger is in de Vergadering van Gelovigen. De opvatting van dat God alles heeft geschapen door evolutie ondermijnt volgens hem de Bijbelse scheppingsleer.
„Het Woord van God is het unieke, onveranderlijke origineel aan de hand waarvan elke afwijking in leer en leven van een mens duidelijk wordt. Paulus schrijft aan Timotheüs over het ”voorbeeld van de gezonde woorden”. Daarvan mag niets worden prijsgegeven. Niet alleen de inhoud of de boodschap is belangrijk, ook de woorden en de volgorde daarvan zijn door God gegeven”, stelt De Koning.
„We mogen God onze vragen stellen, ook over Zijn schepping, als we onze geringheid en Zijn grootheid maar erkennen. We mogen Zijn origineel echter niet naar onze hand zetten, omdat we er met ons verstand niet mee uit de voeten kunnen. We doen er goed aan voortdurend te beseffen dat God oneindig groot is en wij ontzettend onbeduidend.”
Tegenstrijdig
Verschillende auteurs belichten in de bundel de verhouding Bijbel en wetenschap vanuit hun eigen vakgebied. Zo gaat theoloog Hugo Bouter in op Genesis 1 en 2. „Genesis 1 en 2 zijn geen tegenstrijdige scheppingsverhalen maar ze vullen elkaar aan. Genesis 1 beschrijft hoe de schepping werd toebereid voor de mens, die tenslotte als het hoofd en de kroon van Gods schepping op het toneel verscheen. Genesis 2 neem de schepping van de mens als uitgangspunt voor een nadere beschrijving van de verschillende relaties waarin hij was geplaatst: met betrekking tot de Schepper, tot de hem omringende schepping, tot de schepselen waarover hij moest regeren, tot zijn vrouw die hem terzijde werd gesteld.”
Bouter vat de Bijbel niet op als een verzameling van losse tekstfragmenten maar als eenheid. Hij benadrukt het Bijbelse verband tussen de eerste Adam en Christus, de tweede Adam. „Als hoofd van de mensenfamilie vormde Adam een type van Christus, Die na Zijn opstanding uit de doden het Hoofd van een nieuw mensengeslacht is geworden. Maar in allerlei opzichten vormde Adam ook het tegenbeeld van Christus, zoals blijkt uit de geweldige contrasten die de apostel opsomt in Romeinen 5.”
Genesis is historie, schrijft Bouter. Wie het formeren van de eerste Adam uit het stof van de aarde in twijfel trekt en toegeeft aan het evolutiegeloof, is volgens hem slechts een kleine stap verwijderd van de ergste vorm van Bijbelkritiek. „Dan behoorden de mens en zijn voorgangers tot een familie van mensachtigen en is er dus geen eerste Adam geweest. En als de eerste mens, Adam, niet heeft bestaan, zou er dan wel een laatste Adam op het toneel zijn verschenen? Dan kan men de beide familiehoofden ook niet letterlijk tegen over elkaar plaatsen zoals Paulus doet in Romeinen 5 en in 1 Korinthe 15.”
Bouter ziet slechts twee mogelijkheden: „God schiep de mens naar Zijn beeld en de overige levende wezens elk „naar zijn aard”, of de evolutietheorie is juist. Dan is de mens niet door God geformeerd „uit het stof”, maar ”uit een dier” ontstaan. Dan heeft de eerste Adam niet echt bestaan en was hij het product van de verbeelding van de verteller. Dan blijft er uiteindelijk ook een Christus over die slechts bestaat in de verkondiging, maar niet in de werkelijkheid.”
Mensenwerk
Voorop moet staan dat de Bijbel Gods openbaring is, ook in de verhouding tussen Bijbel en wetenschap, stelt biologiedocent Kees Fieggen. Hij erkent dat het niet eenvoudig is om Bijbelse gegevens te vertalen naar de wetenschap. Pogingen die daartoe gedaan worden, zijn feilbaar mensenwerk.
Dat geldt volgens Fieggen van alle wetenschap, ook van de evolutietheorie: „Wetenschap is mensenwerk; dus is wetenschappelijke waarheid op zijn best voorlopige waarheid. Daarbij komt het probleem dat we met een veronderstelde evolutie terug in de tijd moeten kijken; herhaalbare experimenten zijn dan niet mogelijk. Bovendien moeten we ervan uitgaan dat alles in het verleden op dezelfde manier is gegaan als in het heden. Een christen weet zeker dat dat niet zo is, want de schepping is door Gods Woord tot stand gekomen: Hij sprak en het was er. Het zichtbare is niet ontstaan uit het waarneembare, zie Hebreeën 11:3. De bijzondere scheppingsdagen lenen zich dus niet voor gewoon wetenschappelijk onderzoek. We zien alleen de resultaten van het scheppingswerk – en die zijn zelfs nieteens compleet omdat er soorten zijn uitgestorven en omdat er een zondvloed is geweest.”
Wat Fieggen betreft zouden christenen een voorbeeld moeten zijn in bescheidenheid. „Zoals Kepler ons leert. De wetenschap heeft maar beperkte mogelijkheden. Een christen mag vertrouwen op Gods Woord: God heeft geschapen en Hij heeft dat in zes dagen gedaan. De wetenschap blijft daarbij per definitie op afstand staan, want een eenmalige gebeurtenis is door haar niet te onderzoeken. Dat de natuurwetenschap soms tot andere conclusies komt dan een Bijbellezer hoeft ons niet te verontrusten. De wetenschap overschrijdt haar grenzen als ze stellige uitspraken doet over het verleden”, stelt Fieggen terecht in de bundel.
Anti-Bijbels
In zijn tweede bijdrage gaat de biologieleraar in op de evolutietheorie. „De evolutietheorie gaat ervan uit dat alle levensvormen op aarde onderling verwant zijn: je kunt een stamboom maken waarin ze allemaal met elkaar verbonden zijn. Met eencelligen aan de basis en de mens aan het einde van een van de takken. De ontwikkeling van eencellige tot de mens beslaat een heel lange periode: 500 tot 600 miljoen jaar.”
Ook stelt hij het mechanisme van evolutie aan de orde. Hij ontkent niet dat dit mechanisme –waarvoor de dood noodzakelijk is– na de zondeval heeft gezorgd voor variatie en nieuwe soorten, maar totaal nieuwe levensvormen kan evolutie onmogelijk voortbrengen. „De schepping is geen proces, de ontwikkeling daarna wel. Er is alle reden om de evolutietheorie als anti-Bijbels af te wijzen.”
Op dat spoor gaat de Duitse creationist Alexander vom Stein in zijn bijdrage verder. „Met de zondeval is de dood pas in de wereld gekomen, zie Romeinen 5:12.” Vom Stein ziet in de Bijbel ook verschillende aanwijzingen dat deze dood niet beperkt is tot alleen de mens. Zo bestond het eten in de hof uit planten en hun vruchten, voor mens en dier. Pas na de zondvloed mocht de mens dieren eten. Biologisch gezien gaan zowel planten als dieren dood, maar de Bijbel onderscheidt volgens andere criteria: hij kent de dieren en de mens –anders dan planten– een ziel toe.
Vervolgens citeert hij Romeinen 8:20: Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen; en vers 22: Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht. „De zondeval was een gebeurtenis van kosmische betekenis. De hele schepping werd erin meegetrokken: het Griekse woord gebruikt voor ”schepping” omvat het hele universum.”
Erosie
Ook auteur Peter Cuijpers maakt zich zorgen over de opkomst van het theïstisch-evolutionistische gedachtegoed; de schepping is in het geding: „God heeft de mens gemaakt naar Zijn beeld, naar Zijn gelijkenis, en wel op een dag die 24 uur telt. Het geslachtsregister van de Heere Jezus gaat terug tot op de eerste mens: Adam. En na Adam komt God. Iemand die de euvele moed heeft om tussen Adam en God een aap te plaatsen, is niet goed bij zijn verstand of hij is ten prooi gevallen aan de oude en listige slang.” Jammer dat Cuijpers zijn pittige stellingen niet wat steviger onderbouwt.
Cuijpers constateert dat een aantal christelijke instellingen hun vroegere uitgangspunten ontrouw zijn geworden. Bepaalde essentiële leerstukken blijken aan geestelijke erosie onderhevig. Organisaties verdedigen opvattingen waar ze voorheen fel tegen gekant waren: een zwenking van 180 graden. „Je vraagt jezelf af: hoe is dit mogelijk?”
Het heldere Bijbelse geluid dat de bundel laat horen rond schepping en evolutie is verfrissend. De auteurs komen vooral uit de Vergadering der Gelovigen. Dat is merkbaar aan sommige theologische opvattingen. Daarmee zullen niet alle lezers even goed uit de voeten kunnen. Zo wordt bekering door de auteurs gezien als „geestelijk groeien en het beeld van Gods Zoon gelijkvormig te worden gemaakt. Dat is het vormingswerk van de nieuwe schepping. Zo maakt God ons tot beelddragers van Zijn zoon, de laatste Adam, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen.” Jammer dat hierbij de notie van wedergeboorte als een eenmalig en eenzijdig Goddelijk werk (Johannes 3), als een totale herschepping (Efeze 2:10) niet wordt genoemd.
Qua niveau en insteek verschillen de bijdragen nogal van elkaar, de ene is sterker dan de andere. Waar de ene auteur kiest voor de theologische of juist natuurwetenschappelijke insteek, kiest de andere voor een benadering vanuit zijn persoonlijke overtuiging. Beide zijn echter waardevol om tot een afgewogen oordeel te komen over de schepping zoals God Die in de Bijbel heeft geopenbaard.
Boekgegevens
”Schepping. Geen compromis”, Ger de Koning (red.); uitg. Daniël, Zwolle, 2015; ISBN 978 90 7971 830 6; 40 blz.; € 1,50.