Maar één zekerheid tegen haat van IS
De haat van IS tegen alles wat christelijk is, werpt christenen terug op hun enige zekerheid: Jezus Christus, schrijft Theo Post. Is de reformatorische gezindte daar klaar voor?
„We haten jullie, omdat jullie ongelovigen zijn; (…) je maakt je schuldig aan blasfemie door te claimen dat Allah een zoon heeft.” Islamitische Staat (IS) heeft een themanummer van zijn magazine Dabiq gewijd aan de strijd tegen de christenen. Het jachtseizoen is geopend.
Als je dat leest, lopen de koude rillingen je over je rug. Wij laten ons niet gijzelen door angst (RD 4-8). Maar wat doen we dan wél? Als een struisvogel hopen dat deze nietsontziende moordmachine Nederland voorbijgaat?
Bijbels gezien is de locatie van het kalifaat van Islamitische Staat opmerkelijk. Het land van de Eufraat en de Tigris is vanouds het symbool voor de macht van de mens, de brute vijandschap tegen God. Dat begint al direct na de zondvloed. „Nimrod was een geweldig jager voor het aangezicht van de Heere. En het beginsel van zijn rijk is Babel, die grote stad” (Gen. 10:9-13).
In het laatste Bijbelboek wordt de Eufraat, de grote rivier, twee keer genoemd als de oorsprong van verschrikkelijke dingen. Bij het blazen van de zesde bazuin breekt het helse leger van de Eufraat los (Openb. 9). En het uitgieten van de zesde fiool (=schaal) van de toorn van God op die rivier, is de aanzet tot de finale oorlog van de gehele wereld tegen God (Openb. 16).
Geschiedenis
De islam komt in golven. Vanaf het beginjaar (622) heeft de nieuwe godsdienst een geweldige expansiedrift. In enkele tientallen jaren is een groot deel van de oude wereld, de bakermat van het christendom, opgeslokt: Jeruzalem, de zeven gemeenten in Klein-Azië, Carthago. Dat moet in die tijd heel angstaanjagend geweest zijn. Maar God heeft Europa beschermd. Karel Martel, grootvader van Karel de Grote, verslaat de Moren in de slag bij Poitiers (732).
En juist in die roerige tijden komt in onze gewesten het Evangelie. Willibrord en Bonifatius komen naar de Lage Landen bij de zee. Aan het einde van de middeleeuwen wijzen de spitse kerktorens overal naar de hemel, tot in het kleinste dorpje toe. De stille getuigen van deze kerstening spreken tot op deze dag.
Ook in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog speelt de islam weer op. De Spaanse koning heeft zijn handen vol aan de bestrijding van de Turken en de Moren. Precies toen is ons land geboren uit de belijdenis van de Reformatie (Groen van Prinsterer, Van Deursen). Terwijl in tal van landen het calvinisme in bloed is gesmoord, gaf God Holland aan de schapen Zijner weide.
Laatste dagen
Opnieuw overspoelt de vloedgolf van de islam Europa, nu in een geestelijk vacuüm. De moskeeën verrijzen waar kerken worden gesloopt. En Nederland? Zijn wij niet Sodom en Gomorra gelijk? De uitbraak van zonden is zo hemeltergend en het houdt niet op. Hoelang zal Gods geduld ons nog verdragen?
De Heere Jezus is niet onduidelijk over de laatste dagen: ontzettende tekenen zullen er zijn in de hemel en op de aarde. De zee en de watergolven zullen groot geluid geven. Het hart van de mensen zal bezwijken van angst. (Luk. 21:25, 26). Geen vlees zal het overleven, tenzij deze dagen worden verkort. (Matth. 24:22) Vreselijk! Is Syrië hier misschien een teken van?
Wie zou niet sidderen. Maar let nu op de woorden van de Zaligmaker. Hij zegt: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is” (Luk. 21:28). Christenen mogen blij zijn, waar de wereld het besterft van angst. Want de dag van hun bruiloft komt! Het kruis kan niet gebroken, maar alleen bevestigd worden.
Schuilplaats
Maar dat confronteert ons direct met de vraag: hoe hemelsgezind is de gereformeerde gezindte? Kerkmuren beschermen niet tegen bommen. Reformatorische bolwerken houden geen stand. Er is maar één zekerheid en dat is Christus. Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten in de schaduw van de Almachtige (Ps. 91:1). Daar is geen angst, alleen liefde, zelfs voor vijanden. Laten dan de wateren maar bruisen, wij zullen niet vrezen, al werden de bergen verzet in het hart van de zee (Ps. 46). Maar wie buiten is, loopt –als de vrouw van Lot– het grootst gevaar. Hebben wij misschien nog veel te doen?
De auteur studeert theologie en is docent in het voortgezet onderwijs.