Bij de brug van Bé Nijenhuis
Bé Nijenhuis (1914-1972) steekt als christelijke schrijver boven de middelmaat uit. Met zijn romans ”Dossier 333”, ”Laatste wagon” en ”De tornado” probeerde hij een antwoord te vinden op de „dodensymphonie van het existentialisme” van de Franse filosofen Jean-Paul Sartre en Albert Camus. Hij behandelde in deze boeken grote thema’s, zoals die van het lijden, de oorsprong van het kwaad en het raadsel van het godsbestuur. Zijn leven lang worstelde Nijenhuis ook zelf met vragen op dit gebied. Daarnaast schreef hij lichtere romans zoals ”De familie Heesters” en ”De hordenloop van J. Kobald”.
Berend Nijenhuis werd op 16 november 1914 geboren in een gereformeerd gezin in Heerenveen. Zijn ouders hadden een kruidenierszaak. Voor school was Bé te ongedurig; hij maakte de ulo en de handelsschool niet af en verdiende de kost als vertegenwoordiger. In 1935 verhuisde het gezin Nijenhuis naar ’s-Hertogenbosch; enkele jaren later naar Arnhem. Bé werd er verzekeringsagent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verspreidde hij illegale kranten en andere papieren. Ook hielp hij Joden. In 1943 werd hij opgepakt en in Kamp Amersfoort opgesloten. Na de oorlog verkocht hij opnieuw (met tegenzin) polissen. Daarna had hij een aantal kortdurende betrekkingen als journalist, administrateur en als medewerker van de POD, de naoorlogse zuiveringsinstantie. Uiteindelijk besloot hij als schrijver door het leven te gaan. Hij putte royaal uit wat hij in al die baantjes had meegemaakt. In 1952 kwam zijn eerste roman bij uitgeverij Kok uit: ”Dossier 333”. Uiteindelijk zijn er zeven romans gepubliceerd; drie manuscripten bleven onuitgegeven. Nijenhuis schreef ook verhalen en gedichten.
Literair criticus Hans Werkman publiceerde in 1995 de biografie ”Spitten en (niet) moe worden. Leven en werk van Bé Nijenhuis (1914-1972)” bij uitgeverij Kok. Veel van de gegevens voor deze wandelroute zijn aan dit boek ontleend.
Schrijven aan de Statenlaan
Het gezin Nijenhuis kwam in 1937 in de Arnhemse Statenlaan wonen. Het betrok de bovenwoning op nummer 57. Bé was toen 25 jaar oud en was een aantal jaren actief geweest als vertegenwoordiger in touw, sigaren, teer en kaas. In ”De hordenloop van J. Kobald” verwerkte hij zijn ervaringen als handelsreiziger. Op bevel van de Duitse bezetter moest Arnhem in september 1944 worden ontruimd. De ouders van Bé vertrokken naar Zeist; Bé en zijn broer Piet zaten ondergedoken in Vught. Na de Bevrijding vonden ze het huis aan de Statenlaan leeggeplunderd terug. Bé woonde tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog afwisselend in Vught en in Arnhem. Hij was aanvankelijk verzekeringsagent, maar werkte later als redacteur voor de regio Veluwe bij Trouw in Apeldoorn.
In 1946 verhuisde het gezin Nijenhuis naar Statenlaan 59. In deze benedenwoning kreeg Bé de voorkamer aan de straatzijde, met uitzicht op het gymnasium. Hij zette er een groot bureau neer en schreef er tussen 1950 en 1971 zijn zeven romans. Op nummer 57 kwamen Ben en Jeanne Lenters wonen, een jong echtpaar. Bé kon goed opschieten met de vrolijke Jeanne, die model heeft gestaan voor Betsy Wierewaay uit ”Dossier 333”.
Huis van bewaring
Begin 1942 werkte Nijenhuis als ambtenaar in het huis van bewaring (de Koepelgevangenis) aan de Wilhelminastraat. Toen zijn wijkpredikant ds. J. Overduin –bij wie hij belijdenis had gedaan– er in februari van dat jaar werd opgesloten in verband met zijn verzetsactiviteiten, bezocht Nijenhuis hem dagelijks. Hij smokkelde pakjes en briefjes naar binnen en naar buiten. Na de Tweede Wereldoorlog schreef ds. Overduin daarover in ”Hel en hemel van Dachau” (1947). „Ook de ambtenaar B. Nijenhuis was zeer trouw. Van alles sleepte hij clandestien aan. Hij zorgde voor de dagelijkse clandestiene briefjes en hield mijn vrouw van alles op de hoogte. Gebrek heb ik dus niet geleden in de gevangenis.” In latere drukken vermeldt hij dat Nijenhuis „nu een bekend romanschrijver” is.
Gevangenissen komen in Nijenhuis’ boeken op verschillende plaatsen voor. In ”Dossier 333”, een roman over een onopgeloste verraadzaak uit de Tweede Wereldoorlog, bezoekt rechercheur Dikkeboom de gevangenis in Leeuwarden om er een Duitser te ondervragen. En Tampy Burgerheem uit ”Laatste wagon” wordt opgesloten in de gevangenis van Roermond: een „kille grote ruimte met deuren en balustrades, rij boven rij.”
Park Sonsbeek
Nijenhuis werd op 1 januari 1947 burgerrechercheur bij de Politieke Opsporingsdienst (POD), die oorlogsmisdadigers, NSB’ers en zwarthandelaren moest opsporen. Nijenhuis was in het verzet actief geweest en zat in verband hiermee een tijd gevangen in Kamp Amersfoort. Als beëdigd ambtenaar van politie mocht hij het werk van een rechercheur doen: mensen verhoren, bezoeken afleggen in gevangenissen om gegevens los te krijgen, huiszoeking doen, processen-verbaal uitwerken: ongeveer alles wat Dikkenboom en zijn collega’s in ”Dossier 333” deden. De Arnhemse afdeling van de POD was gevestigd in Hotel Sonsbeek in Park Sonsbeek. Na een jaar hield Nijenhuis het voor gezien bij de POD; daarna heeft hij vermoedelijk niet meer een echte werkkring gehad.
In 1949 organiseerde hij mede het 25-jarig jubileum van de NCRV, dat in Park Sonsbeek werd gevierd. Op deze manifestatie kwamen zo’n 150.000 mensen af.
Boogbrug
De John Frostbrug herinnert aan de (mislukte) slag om Arnhem in september 1944. De oeververbinding over de Neder-Rijn was voor de geallieerden een brug te ver. Nijenhuis woonde praktisch om de hoek. De boogbrug vormt het dramatische decor van zijn psychologische roman ”Laatste wagon”. In de proloog klimt een radeloze Tampy Burgerheem de brug op met de bedoeling alle ellende definitief achter zich te laten. „Onzichtbaar in de duistere diepte botst het hoge water kolkend tegen de eerste pijler en de wind jaagt het rumoer ervan gonzend door de leuning. Daarboven, even voor de vrouw uit, rijst de geweldige overspanning op naar de hemel.” Nijenhuis was gefascineerd door zulke bruggen. In ”De familie Heesters” is de hoofdpersoon brugontwerper en in ”Laatste wagon” komt een meneer Vlietman voor, die een boogbrug heeft gebouwd. Aan Tampy vertelt hij dat op de avond van de opening een vrouw van de overspanning is gesprongen.
Restaurant Carnegie
Na een bouwproces van vele jaren werd op 19 november 2015 het nieuwe station van Arnhem –een ontwerp van Ben van Berkel– geopend. Het stationsplein is onherkenbaar veranderd. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog bevond zich op Stationsplein 37a Restaurant Carnegie. Nijenhuis was hier wekelijks te vinden. Hij schreef er (altijd had hij een stompje potlood bij zich) en rookte er. Ook praatte hij er met vrienden, onder wie de theologiestudent Daan Plantinga. Die ontmoette hij graag onder vier ogen, schrijft Werkman in zijn biografie. „In een groter gezelschap sloeg hij gemakkelijk dicht. Soms zat Bé al een uur in Carnegie op één kop koffie, zo platzak als hij was. Hij kon schitterende gesprekken voeren, geestig, met visie, maar niet echt vertrouwelijk. God, vrouwen, oorlogservaringen, die onderwerpen waren tussen Bé en Daan not done.” Omdat hij thuis geen telefoon had, maakte Nijenhuis vaak gebruik van de telefooncel op het Stationsplein.
Zomerserie Schrijverssporen, deel 4: het land van Bé Nijenhuis.
Hieronder een volledige routebeschrijving.