Met M@ZL halveert het ziekteverzuim onder scholieren
Hoe dring je steeds terugkerend ziekteverzuim onder scholieren terug? De GGD West-Brabant ontwikkelde met M@ZL een nieuw plan van aanpak. Met effect. Het verzuim is gehalveerd.
Aanleiding voor de ontwikkeling van M@ZL was dat scholen in 2009 bij de GGD aanklopten om hulp omdat ze de greep op langer durend en steeds terugkerend ziekteverzuim verloren, zegt Yvonne Vanneste (54), jeugdarts bij de GGD West-Brabant. „Scholen vonden het moeilijk. Veel verder dan het advies om eens naar de huisarts te gaan, kwam het vaak niet.”
Ze heeft geen harde cijfers over het verloop van het ziekteverzuim door de jaren heen, maar ze is ervan overtuigd dat het toeneemt. „Uit internationale gegevens blijkt dat het twee keer vaker voorkomt dan spijbelen.”
Het probleem speelt op alle schooltypen, benadrukt Vanneste. „Wel is er sprake van een grote verscheidenheid aan onderliggende problemen. Ze liggen zowel op het medische, psychische als sociale vlak. Op het hoger voortgezet onderwijs gaat het dan bijvoorbeeld om psychische problematiek omdat kinderen op hun tenen moeten lopen om toch dat vwo maar te halen. Dat zie je minder op het vmbo. Daar speelt dan eerder dat kinderen afglijden en geen motivatie meer hebben.”
Gamegedrag
Speelt verslaving aan de computer en gamegedrag ook een rol? „Absoluut. Wij noemen dat de schermtijd. Een derde van de tieners is moe. Voor een deel komt dat gewoon doordat ze te weinig slaap krijgen. De kunst is om erachter te komen hoe dat komt. Dan kun je er afspraken over maken.”
Een deel van de kinderen met schoolverzuim voelt zich op school niet prettig, weet Vanneste. „Dat kan te maken hebben met pesten. Soms ook met docenten met wie het niet klikt, of met lesstof die ze niet fijn vinden. Onrust en concentratieproblemen kunnen ook meespelen. Het is in eerste instantie de taak van de mentor om –in gesprekken met leerlingen én ouders– een oplossing voor dit soort problemen te vinden. Die kinderen hoef ik als jeugdarts niet te zien.”
Anders wordt het als er echte medische of psychische problemen spelen. Of als het ziekteverzuim een grens overschrijdt en de school er de vinger niet achter krijgt hoe dat komt. In het plan van aanpak ligt de grens bij ten minste vier keer per kwartaal verzuim door ziekte of langer dan zeven schooldagen aaneengesloten ziek thuisblijven. „Als de verzuimomvang daaraan voldoet, is er meestal wel iets aan de hand. Het vormt een goede indicatie om in gesprek te gaan met ouders en leerling.”
In het plan is dat de taak van de mentor. „Niet om te controleren of een kind echt ziek is, maar om te kijken wat erachter zit en om oplossingen te bedenken om te voorkomen dat de scholier achter raakt. De zorg staat dus voorop. Voor mentoren hebben we ook tools ontwikkeld om hun te leren met ouders en leerlingen in gesprek te gaan.”
Leidt dit gesprek niet tot voldoende resultaat, dan verwijst de mentor naar de jeugdarts, uiteraard altijd weer in overleg met leerling en ouders.
De volgende stap is het invullen van een aanmeldformulier, met toestemming van leerling en ouders. Voor de jeugdarts is dit belangrijk, aldus Vanneste. Die beschikt zo alvast over de nodige informatie voorafgaand aan het gesprek. „Dat heeft plaats op de GGD in de beslotenheid van de spreekkamer. Vertrouwelijkheid en anonimiteit zijn belangrijk. Veel ouders en leerlingen willen niet dat iedereen op school weet dat ze bij de jeugdarts moeten komen. En ook voor de jeugdarts is dit fijn.”
Studiecoach
Het gesprek leidt tot een plan van aanpak. Er worden afspraken gemaakt voor de toekomst. Bijvoorbeeld over een bezoek aan de huisarts, studiecoach, maatschappelijk werker of medisch psycholoog, afhankelijk van de aard van de problemen. „Belangrijk kan ook zijn dat ziekmeldingen voortaan rechtstreeks naar de mentor zelf gaan en niet meer naar de administratie van de school.”
De jeugdarts en de school volgen het verdere verloop en de resultaten van de geboden zorg. „Dat gebeurt totdat de leerling weer normaal naar school gaat.”
Mogelijk landelijk uitgerold
BREDA. Jeugdarts Yvonne Vanneste, werkzaam bij GGD West-Brabant, deed onderzoek bij 500 leerlingen op zeven vmbo-scholen naar de effectiviteit van M@ZL, een plan van aanpak tegen langdurig ziekteverzuim.
Als criterium voor omvangrijk ziekteverzuim gold dat een leerling ten minste vier keer per kwartaal ziek is of langer dan zeven schooldagen aaneengesloten ziek thuis verblijft.
Vanneste: „In de praktijk betekent dit al negen dagen, want er zit ook een weekend in die periode.”
Door deze leerlingen te begeleiden volgens het M@ZL-protocol kon het ziekteverzuim met de helft worden teruggedrongen in vergelijking met een even grote controlegroep die op de gebruikelijke manier werd begeleid.
Er wordt inmiddels met Den Haag contact gelegd om te kijken of M@ZL landelijk kan worden uitgerold. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid is bereid dit op te pakken.
Vanneste: „Er is nog wel structurele financiering nodig. Tot nu toe kwam het geld uit diverse potjes.”