Wet taaleis werk en bijstand (WWB) is toe aan grondige evaluatie
De Wet taaleis werk en bijstand (WWB) is op 1 januari van dit jaar in werking getreden. Op grond van deze wet beoordeelt de gemeente –lees: de sociale dienst– de taalvaardigheid van bijstandsgerechtigden.
De betrokken instantie kan de bijstandsgerechtigde eventueel verplichten om een cursus te volgen. Daarnaast kan zij een maatregel opleggen als de bijstandsgerechtigde zich onvoldoende inspant om de taalvaardigheid te verbeteren. Overigens is de taaleis in de bijstand niet dezelfde als de taaleis in de Wet inburgering. Voor de bijstand geldt een niveau dat neerkomt op het afronden van de Nederlandse basisschool. De eis in de bijstand geldt voor iedereen die recht op bijstand heeft.
De bijstandsgerechtigde kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst door bijvoorbeeld een getuigschrift Nederlands basisonderwijs of een inburgeringsdiploma te overleggen. Als de uitkeringsgerechtigde hierover niet beschikt, kan hij ook met andere documenten proberen aan te tonen dat hij aan de taaleis voldoet. Als de bijstandsgerechtigde deze gegevens niet kan tonen, neemt de sociale dienst een taaltoets af.
Als het resultaat van de taaltoets onvoldoende is, zal de bijstandsgerechtigde inspanningen moeten leveren om de beheersing van de Nederlandse taal op niveau te brengen. Als vervolgens blijkt dat de bijstandsgerechtigde zich onvoldoende inspant om aan de taaleis te voldoen, kan de sociale dienst dus een maatregel opleggen en de uitkering verlagen.
Praktijk
In de praktijk zullen vooral analfabeten en laaggeletterden problemen ondervinden met de taaleis. Voor die mensen kan het maken van de taaltest en het eventueel volgen van een taalcursus extra moeilijk zijn. Het gaat vaak om kwetsbare mensen voor wie het verlagen van de uitkering ernstige gevolgen kan hebben.
Ook kan de taaleis onderscheid maken tussen mensen met de Nederlandse nationaliteit en zij die een andere nationaliteit bezitten. Het ligt immers voor de hand dat die laatste groep vaker met de taaleis zal worden geconfronteerd. De vraag is of dat niet een ongeoorloofd onderscheid oplevert. Stichting Lize en stichting Inspraak Orgaan Turken (IOT) hebben hierover in 2015 een klacht ingediend bij de Europese Commissie.
Uitvoerbaarheid
Eind 2015 hebben verschillende gemeenten al aangegeven grote moeite te hebben met de uitvoerbaarheid van deze wet. Uitvoering en handhaving vergen een forse inspanning.
De Haagse wethouder Baldewsingh (PvdA) gaf aan de wet „light” uit te voeren. Zijn Amsterdamse collega Vliegenthart (SP) sprak zelfs van „ultralight.”
Recent berichtte het Algemeen Dagblad dat een aantal gemeenten bijstandsgerechtigden niet achter de broek zit, wat verklaarbaar is in het licht van bovenstaande uitlatingen.
De vraag is of deze wet zijn doel niet voorbijschiet. Enerzijds past hij in de trend om de mensen zo veel als mogelijk uit de bijstand te krijgen; en dat verdient instemming. Anderzijds worden enkele groepen mensen, zoals laaggeletterden en analfabeten, getroffen door deze wetgeving, en dat zijn nu juist mensen die toch al in een kwetsbare positie verkeren.
Ook gezien de werking in de praktijk –gemeenten die moeite hebben met de uitvoering en handhaving– zou deze wet over een jaar wel een grondige evaluatie kunnen gebruiken.
De auteur is jurist bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie. Reageren? sociaal@refdag.nl