Ook Oranjes niet altijd vrij om af te treden
Dat de Japanse keizer niet kan aftreden, roept bij Nederlanders onbegrip op. Maar ook onze Oranjes waren niet altijd vrij om de troon over te dragen, laat Bert van Nieuwenhuizen zien met het voorbeeld van koningin Wilhelmina.
De wens van de Japanse keizer Akihito om vanwege persoonlijke redenen af te treden en de onmogelijkheid die de wet in Japan daartoe biedt, heeft veel publiciteit gekregen, ook in deze krant (RD 8-8). De Japanse keizer, ruim tachtig jaar oud, wil graag met pensioen, om het populair te zeggen.
Hij voelt de fysieke ongemakken van zijn leeftijd en acht zich niet meer opgewassen tegen zijn zware taak. Bovendien staat er een opvolger in de startblokken: zijn zoon van tegen de zestig, die de fakkel graag wil overnemen. De Japanse wet staat dit echter niet toe. Een keizer, die voor een deel van de Japanners nog altijd een goddelijke status heeft, dient in het harnas te sterven.
Wij als Nederlanders kijken daar met onbegrip naar en voelen een zekere deernis met de keizer. Onze Oranjevorsten en -vorstinnen zijn op dit punt niet door de wet beperkt. Zij kunnen aftreden wanneer zij willen. De laatste drie Oranjevorstinnen, Wilhelmina, Juliana en Beatrix, hebben van die mogelijkheid ook op hun tijd gebruikgemaakt.
Meer vrijheid
Maar niet helemaal: want wat minder bekend is, is dat koningin Wilhelmina tot tweemaal toe heeft willen aftreden, waarbij haar kinderen en de regering dat belet hebben. De eerste maal was in 1938. De vorstin was het ronduit zat. Ze had genoeg van het politieke gekrakeel. Bovendien was ze van oordeel dat ze na veertig jaar werken voor het vaderland wel aan enige vrijheid toe was. Ze was immers op haar achttiende jaar al tot de troon geroepen.
Door het overlijden van haar moeder en haar man, beiden in 1934, had Wilhelmina zware klappen opgelopen. Ze miste haar moeder, die een trouwe raadgeefster was, en ze worstelde met de slechte herinneringen aan het niet al te beste huwelijk met prins Hendrik.
Bovendien vond Wilhelmina dat Juliana nu wel klaar was voor de troon. De kroonprinses was in 1937 getrouwd met prins Bernhard. Dat Juliana onder dak was, was een grote zorg minder voor haar moeder. Daarbij kwam dat in januari 1938 een prinsesje uit dat huwelijk geboren was, Beatrix. De voortzetting van de dynastie leek daarmee verzekerd. Ook dat was een grote zorg minder.
Wilhelmina wilde bovendien meer vrijheid voor zichzelf. Ze schilderde graag en zeker niet onverdienstelijk, en verbleef graag in Noorwegen en in Zwitserland. Het pensioen zou haar daartoe meer mogelijkheden bieden.
Toen ze haar voornemen bekendmaakte om bij haar veertigjarig jubileum de troon aan haar dochter over te dragen, sputterden Juliana en Bernhard heftig tegen. Ze waren immers nog maar pas getrouwd en wilden graag nog wat tijd hebben voor hun jonge gezin. Wilhelmina was niet onder de indruk van deze argumenten. Ze had immers zelf de zware taak al op 18-jarige leeftijd moeten aanvaarden en was pas daarna getrouwd. Juliana moest wat haar betreft aan de slag.
Maar toen kwam het regerende kabinet-Colijn in het geweer. In Europa liepen de spanningen hoog op als gevolg van Hitlers expansiedrift. Minister-president Colijn vond het onwenselijk dat Wilhelmina nu de troon zou overdragen. Hij hechtte aan stabiliteit. Wilhelmina, die erg op Colijn gesteld was, zwichtte voor zijn argumenten.
Het vervolg kennen we. Wilhelmina werd de Londense oorlogskoningin en beleefde haar grootste momenten. Het leverde haar in het vaderland een enorm gezag en een grote populariteit op.
Drees
Na de Bevrijding was Wilhelmina echter hevig teleurgesteld. De staatkundige vernieuwing en andere verhoudingen die zij in Londen voor ogen had gehad, werden niet gerealiseerd. Ze moest verder met de oude partijen en oude verhoudingen. Dat zag ze niet zitten. Opnieuw wilde ze aftreden.
Toen was het de sociaaldemocratische voorman Drees die een barricade opwierp. Drees was in 1939 de architect van de verzoening tussen rood en Oranje, waardoor voor het eerst sociaaldemocraten toetraden tot een kabinet. Ook was Drees voorzitter van het college van vertrouwensmannen in de illegaliteit. Hij had groot gezag bij Wilhelmina.
Drees wilde graag dat Wilhelmina haar veertigjarig jubileum in september 1948 zou vol maken. Hij gunde de oorlogsvorstin dit gouden feest van harte. Maar nog belangrijker: Drees vond de viering van het jubileum van de zeer populaire vorstin van groot belang voor de eenheid van ons volk. Bovendien, zo redeneerde hij, was het volk wel aan een groot Oranjefeest toe.
Wilhelmina was niet ongevoelig voor zijn argumenten, maar wilde het toch graag wat kalmer aan doen. Er werd een tussenoplossing gevonden, waarin de wet voorzag. Kroonprinses Juliana zou tussen 1945 en september 1948 voor twee langere perioden als regentes optreden en zo de taken van haar moeder overnemen.
Aldus geschiedde. Een dag voor haar troonsafstand in september 1948 werd Wilhelmina weer formeel koningin, zodat ze kon aftreden en de troon aan haar dochter overdragen. En het volk kreeg zijn grootse Oranjefeest.
Ook onze Nederlandse monarchen waren dus niet altijd vrij om terug te treden wanneer ze wilden. Wilhelmina heeft het aan den lijve ondervonden.
De auteur schreef boeken over de vorstinnen Wilhelmina en Juliana en over minister-president Drees.