Buitenland

Wie president wil worden, moet tegenstander zwart maken

Wie fatsoenlijk en beleefd wil zijn, wordt geen president van Amerika. De race naar het Witte Huis is een kampioenschap moddergooien.

W. B. Kranendonk
11 August 2016 20:35Gewijzigd op 16 November 2020 05:40
Richard Nixon was expert in het bekladden van de naam van de tegenstander.  beeld Wikimedia
Richard Nixon was expert in het bekladden van de naam van de tegenstander.  beeld Wikimedia

„Kruip door het riool van het verleden van je tegenstander, zoek naar de meest stinkende modder en smijt die hem recht in het gezicht.” Een letterlijk citaat van campagnestrateeg James Carville, die in de jaren negentig Bill Clinton adviseerde.

Wie een oorlog wil winnen, moet de zwakke plekken van zijn tegenstander kennen. Daarvoor hebben militairen hun analisten en spionnen. Zie de strijd om het presidentschap als een oorlog en gebruik dezelfde tactieken. Dat adviseert Carville. Niets voor niets noemde hij het campagnecentrum van waaruit het Clinton-team de verkiezingsstrijd voerde de ”war room”, de oorlogskamer.

Om de tegenstander te kennen, willen campagneleiders alles van hem weten, vooral karakter­fouten en blunders. Daarom graaft een heel team, soms wel twintig mensen, in het verleden van de rivaal. Met een mooi woord heet dat ”opposition research”. In gewone taal: wroeten in verleden en heden.

Soms gebeurt dat letterlijk. „Het is niet ongebruikelijk om geregeld stiekem het huisvuil van potentiële kandidaten nauw­keurig te onderzoeken. Alles kan helpen, van papiersnippers tot maandverband”, zegt politicoloog Kerwin Swint. „Dat wat boven water komt, wordt zorgvuldig geregistreerd en beoordeeld op bruikbaarheid. Tot eetgewoonten uit de jeugd toe. Je vindt altijd wel wat.”

Van Obama ontdekte men dat hij een moslim als vader had, van George W. Bush raakte bekend dat hij had ‘geregeld’ om niet als militair naar Vietnam te worden gestuurd. Bovendien was hij lui geweest in het vervullen van zijn vervangende diensplicht. Van de Democraat John Kerry werd ontdekt dat hij als 22-jarige teruggekeerde soldaat uit Vietnam de herinneringsmedaille had weggegooid. Allemaal feiten die in de campagne werden uitgemeten.

Niet alles wat aan het licht komt, wordt gebruikt. Soms komen speurders te laat achter belastend materiaal. Zoals in 2000, toen de Democraten ontdekten dat Bush ooit was bekeurd voor rijden onder invloed. Bij zogenoemde ABC-kandidaten is het ook niet nodig om alles in te zetten. De term dateert uit 1980, toen zittend president Jimmy Carter streed voor zijn herverkiezing. De Republikeinen wonnen met de slogan ”Anybody But Carter” (iedereen behalve Carter). Het beleid van hem was zo slecht bevallen dat het smijten met een extra handje modder niet nodig was.

In zekere zin is researchwerk ook overbodig als het gaat om Hillary Clinton. Van haar is zo veel gesjoemel bekend dat er voldoende modder is om het tot het eind van de campagne vol te houden.

Maar wat als er geen of te weinig modder is? Dan maak je die. Net zoals kinderen droog zand met eigen speeksel mengen. De Republikein Richard Nixon was expert in het creëren van negatieve informatie over zijn rivaal. Het bezorgde hem de bijnaam ”Dirty Trick”. Bekend is dat zijn partijgenoten valse persberichten uitgaven namens de Democratische Partij, dat ze zalen die de Democraten hadden gehuurd voor een samenkomst kort voor het begin van de vergadering afzegden, of dat ze honderden pizza’s bestelden op rekening van de Democraten.

En veelgebruikt is: bekende feiten aanvullen of verdraaien, zodat ze van een voordeel in een nadeel veranderen. De krijgs­gevangenschap van John McCain werd recent door Donald Trump belachelijk gemaakt. „Je gaat naar het front om te vechten, niet om je gevangen te laten nemen.” Ophef alom. George W. Bush deed in 2000 hetzelfde. Citaat: „Het feit dat senator McCain boven Vietnam werd neergehaald, maakt hem nog geen held.” McCain smeekte Bush letterlijk ermee op te houden. Dat deed hij, maar pas toen McCain zich had teruggetrokken uit de campagne.

Wat doe je als je wordt aangevallen? Zeker niet zielig gaan doen. Ook niet proberen de modder weg te poetsen. Dan wordt het alleen maar erger. Het slimste is er humor tegenover te zetten, zoals president Franklin D. Roosevelt deed, toen hij samen met zijn hondje bespot werd. „Durven ze wel”, zei hij, „tegen zo’n arm dier dat zich niet kan verdedigen.” Over de beschuldiging aan Roosevelts adres sprak niemand meer. Wel over zijn geestige reactie.


zomerserie De route naar Washington

Leuke weetjes over de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Vandaag: ”opposition research”.

Meer over
Witte Huis

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer