De weidsheid van het wad
Het is zes uur in de morgen als een groep van zestig mensen bij de pier van Holwerd aan de rand van de Waddenzee staat. Het gezelschap zal, samen met nog twee andere groepen, naar Ameland lopen. In totaal steken er deze morgen zo’n 150 mensen de drooggevallen Waddenzee over. „Niet één groep is hetzelfde. Dat maakt het werk als gids ook leuk.”
Gids Harry Feenstra, die de leiding heeft, vertelt dat de wandeling ongeveer 8 kilometer lang is en drie uur zal duren. „We kunnen niet recht oversteken, vanwege geulen, en moeten daarom een omweg maken. Uiteindelijk zullen we aan de overkant aan land gaan bij de Oerdblinkert, het hoogste punt van Ameland.” Na de korte introductie stapt Feenstra als eerste het slik van de Waddenzee in. Met een houten peilstok in de hand.
De gids uit het Noord-Friese Blije is vrijwilliger bij Wadloopcentrum Fryslân. Hij loopt geregeld als gids mee op tochten naar Ameland. Ook daarnaast is hij veel op het wad te vinden. „Ik vind het prachtig om buitendijks te zijn. Op het wad is geen dag hetzelfde en de diversiteit aan dieren en planten is er groot. Als je alleen over het wad loopt, hoor je het geluid van het wad en merk je dat het leeft.”
Feenstra, die vanuit zijn woonhuis de zeedijk kan zien, vertelt dat hij een uitzondering is onder zijn dorpsgenoten. Die komen niet zo vaak op het wad. „Er zijn zelfs mensen uit het dorp die er nog nooit zijn geweest en ook nooit zullen gaan wadlopen.” De een zegt dat het iets is voor toeristen, de ander vindt al het slik en de modder vies, weer een ander vindt het gevaarlijk of heeft nare herinneringen aan het wad omdat zijn of haar vader er verplicht moest werken.
Feenstra begeleidde talloze groepen door het slik heen. „Niet één groep is hetzelfde. Dat maakt het werk als gids ook leuk.” De gids verbaast zich soms over de onkunde en slechte voorbereiding van mensen. „Er was ooit een groep met Duitse toeristen die op teenslippers bij het startpunt kwamen. Ze waren eigenwijs en wilden het toch proberen. We hebben uiteindelijk 100 meter over het wad gelopen, toen besloten ze liever terug te gaan.”
De gids benadrukt het belang van goed schoeisel. „Simpele gympen die vies mogen worden zijn prima, maar iemand die op blote voeten op stap wil gaan, nemen we niet mee.” Een andere gids vertelt het verhaal van een man die op zolder nog oude legerkistjes had staan. „Wadlopen vraagt om stevige schoenen, zo had de man bedacht. Maar toen hij een paar honderd meter over het wad gelopen had, liet de zool van zijn schoeisel los. De lijm was uitgedroogd. We hebben de kistjes toen provisorisch met tape gerepareerd.”
Ook Wiepke Toxopeus is gids en sinds de tijd dat ze leerde lopen bekend met het fenomeen wadlopen. „Ik heb mijn jeugd doorgebracht op Rottumeroog. Mijn vader was daar voogd (strandwaarder, MB) en we woonden er als enige gezin. Verder was er geen enkele bewoning. Ik ging als kind regelmatig mee het wad op.” Toxopeus woont tegenwoordig niet meer op Rottumeroog, maar toch is wadlopen een levensbehoefte voor haar gebleven. „Ik moet er af en toe gewoon even zijn. Je moet het zien als ademen. Als ik niet regelmatig op het wad kan rondstruinen, ben ik niet compleet. Ik wil geregeld de weidsheid van het wad ervaren en ook de dynamiek ervan zien. Ik bedoel daarmee dat er geulen kunnen ontstaan die een paar dagen later weer zijn verdwenen.”
Een van de meest opvallende herinneringen die Toxopeus aan het wadstruinen heeft, is een ontmoeting met een grijze zeehond. „Het was op een tocht van Texel naar Vlieland. Omdat die route ongeveer 30 kilometer lang is, waren we net na hoogwater vanaf Texel vertrokken. We waren al een flink stuk op pad en ploeterden door het diepe water. Ineens, zonder aanwijzing of waarschuwing, was daar die grijze zeehond, op nog geen meter afstand. Hij was vast op zoek naar vis.”
Mosselbanken
Tijdens de wandeling naar Ameland gaat de tocht over kilometers met slik en moeten er mosselbanken en zeven geulen worden overgestoken. Bij enkele geulen waden de deelnemers tot hun middel door het water. Feenstra vertelt dat hij de spullen in zijn rugtas altijd in plastic verpakt. „Het komt voor dat je uitglijdt, en dan wil je niet dat alles nat wordt.” Tijdens het doorwaden van de geul waarschuwt hij de wadlopers om niet te schrikken als er iets tegen hun benen zwemt. „Je kunt schrikken en het kan zelfs pijn doen als een harder (vissoort, MB) met hoge snelheid tegen je aanbotst.”
Af en toe, als de groepsgrootte en samenstelling van de groep het toelaten, bouwen Feenstra en enkele collega’s weleens een zogenoemd stiltemoment in. „We gaan dan als groep in een kring staan en houden elkaars handen vast. Als de kring gevormd is, vraag ik iedereen om te draaien en 2 meter naar voren te stappen. Op die manier kom je los van elkaar te staan en ervaar je de weidsheid van het wad. Iedereen is dan een paar minuten stil. Dat zijn altijd indrukwekkende momenten. Hoewel de ene groep zich er beter voor leent dan de andere.”
Horizon
Ook een andere gids, Henri Wolters, zegt niet zonder het wad te kunnen. „Geef mij de horizon op het wad, en ik word helemaal gelukkig. De uitgestrektheid geeft me ruimte. En de horizon voedt mijn nieuwsgierigheid. Ik wil weten wat daar in de verte is, maar na elke stap ligt de horizon ook weer een stap verder.” Hoe groot de liefde voor het wad is, wordt duidelijk uit het feit dat Wolters enkele keren per maand vanuit zijn woonplaats Deventer naar Holwerd rijdt om daar als gids op het wad groepen te begeleiden.
Een van de ervaringen die hem nog goed bijstaan, is die van een vrouw die last had van ruimtevrees. „Je kunt je voorstellen dat ruimtevrees en het wad geen goede combinatie vormen.” Ook herinnert Wolters zich nog goed dat hij ooit in dichte mist heeft wadgelopen. „We moesten toen echt op het kompas vertrouwen.”
Het komt af en toe voor dat er tijdens het eerste deel van de wandeling deelnemers teruggestuurd worden, omdat het niet verantwoord is om hen de oversteek te laten maken. Vanwege een slechte conditie of vanwege wangedrag. Dat is deze morgen niet het geval. Misschien heeft dat ermee te maken dat op de vroege tochten de iets meer avontuurlijke mensen afkomen.
Even voor de tocht met de veerboot terug naar Holwerd wordt een van de gidsen aangesproken door een Duitse vrouw. „Ik ben zo benieuwd naar waar jullie die stokken voor gebruiken? Is dat om over sloten heen te springen?” De gids lacht. „Nee, met deze stok springen we niet over sloten heen. Daar zijn de geulen van de Waddenzee iets te breed voor. Het zijn peilstokken, die we tijdens het wadlopen gebruiken. We gebruiken ze om de diepte te peilen, en heel af en toe moeten we van twee peilstokken een brancard maken om iemand te vervoeren. Gelukkig komt dat niet vaak voor. Deze houten stokken zorgen er ook voor dat we voor de deelnemers op het wad herkenbaar zijn als gids.”
De gids loopt met de peilstok de veerboot op en wordt door een paar jonge passagiers vreemd aangekeken. „Blijkbaar hebben die nog nooit op het wad gelopen.”
www.wadlopen.net