Oud-premier De Jong kreeg hoe langer hoe meer waardering
Het kan raar lopen in het leven van een politicus. Het bijzondere aan de vorige week overleden oud-premier De Jong was dat hij maar weinig politieke ambities had en toch minister-president werd. En dat waardering voor zijn premierschap pas járen later ontstond.
„Eén van de meest gewaardeerde premiers van Nederland”, noemde premier Rutte hem vandaag. „Precies de man die Nederland op dat moment nodig had”, voegde hij eraan toe. En: iemand die „veel heeft bereikt”.
Die loftuitingen zijn opmerkelijk, gezien het feit dat de KVP’er P. J. S. de Jong (1915-2016), die premier was van 1967 tot 1971, aanvankelijk sterk werd ondergewaardeerd.
De Jong had sowieso weinig politieke ambities. De spannendste jaren van zijn leven waren die toen hij als duikbootkapitein dienst deed bij de koninklijke marine. De Jong behoorde tot de bemanning die de nog niet afgebouwde onderzeeër Hr. Ms. O24 in mei 1940 onder de neus van de Duitsers uit Rotterdam naar Groot-Brittannië overbracht. Als commandant van een andere onderzeeboot torpedeerde hij tijdens de Tweede Wereldoorlog meerdere vijandelijke schepen.
Mede doordat hij tussen 1955 en 1958 adjudant was van koningin Juliana, en hij in het tuinhuis van Huis ten Bosch woonde, kwam hij bij de politieke en bestuurlijke bovenlaag van Nederland in beeld. Typerend voor hem is dat hij in 1959, pas enkele maanden nádat hij was benoemd was tot staatssecretaris van Defensie in het kabinet-De Quay, lid werd van de Katholieke Volkspartij (KVP).
Daarna verliep zijn politiek carrière in een vloeiende lijn. In 1963 werd De Jong in het kabinet-Marijnen minister van Defensie. Diezelfde post bezette hij in de kabinetten-Cals en -Zijlstra.
Zelf was hij premier van 5 april 1967 tot 6 juli 1971. En hoewel het centrumrechtse kabinet-De Jong het eerste naoorlogse werd dat zonder crisis de vier jaar volmaakte, kreeg De Jong van wetenschappers en mede-politici aanvankelijk weinig waardering. Men zag hem als een minister-president die slechts „op de winkel paste”, een uitdrukking die hij overigens ook zelf bij zijn aantreden had gebruikt. Ondanks zijn populariteit bij het volk werd hij aan het eind van zijn kabinetsperiode door zijn eigen partij opzijgeschoven.
Waardering voor De Jong ontstond pas in 2001 toen de wetenschappers Brouwer en Van Merriënboer een biografie over hem publiceerden. Daarin portretteerden ze de KVP’er als een ondergewaardeerde politicus die in een uitermate moeilijke tijd het schip van staat op koers wist te houden. Die in jaren van revolutionaire veranderingen, van bezetting van het Maagdenhuis en van aanvallen op het gezag, geniaal wist te laveren tussen conservatisme en vernieuwing.
De Jong heeft van die toegenomen waardering nog heel wat jaren kunnen genieten. De oud-politicus was tot op hoge leeftijd gezond, woonde vlak bij het Binnenhof, en was bij bijna alle boekpresentaties en symposia die op zijn regeerperiode betrekking hadden en op grote CDA-bijeenkomsten present als een stukje levende geschiedenis. Nog in 2010 trok hij aandacht toen hij zich publiekelijk uitsprak tegen de beoogde samenwerking tussen het CDA en de PVV. Later dreigde hij zijn partij te verlaten als die zou bezuinigen op ontwikkelingshulp.
Uiteindelijk gaat De Jong de geschiedenis in als een premier die veel méér deed dan op de winkel passen. Zo bouwde hij de verzorgingsstaat verder uit, introduceerde hij staatsrechtelijke veranderingen, gaf hij ondernemingsraden meer zeggenschap, hervormde hij universiteiten en legaliseerde hij voorbehoedsmiddelen. Ook was híj het die de wekelijkse persconferentie van de minister-president, die al bijna een halve eeuw niet meer van het Binnenhof valt weg te denken, lanceerde.