‘Schimmelkunst’ kunstenares Lizan Freijsen laat mensen zelden onberoerd
Welig woekerende schimmelplekken in huis: daar zit niemand op te wachten. Toch denkt de Rotterdamse kunstenares Lizan Freijsen (1960) al tien jaar lang over na over schimmelplekken – en met plezier. De manier waarop zij de meest walgelijke vlekken tot kunst transformeert, trekt internationaal de aandacht.
Hevig geschokte reacties kreeg Freijsen op haar eerste tentoonstelling (”Een zee op het plafond”, 2006). Mensen die argeloos het Rotterdamse zwembad binnenliepen waar ze haar ideeën had geprojecteerd, zagen tot hun afgrijzen levensgrote bruine vochtplekken op de wanden en het plafond. Terwijl zij kort ervoor hard geknokt hadden om een dreigende sluiting van het bad af te wenden.
Dat het om volstrekt onschuldig behang ging, konden ze niet weten. De verontwaardiging –vooral bij ouderen– kon Freijsen echter goed plaatsen. Sterker, met haar werk veroorzaakt ze graag aanvankelijk een schok. Daarom had ze ook voor een openbaar zwembad als expositieruimte gekozen. Freijsen: „In een galerie, als geïsoleerde locatie, weet je dat je kunst verwachten kunt. Maar in een zwembad komen allerlei soorten jonge en oude mensen in een eigen, vertrouwde omgeving. En dan zien zij zich geconfronteerd met iets wat ook gewoon werkelijkheid had kunnen zijn.”
Toen ze eenzelfde werkwijze in de Amsterdamse galerie Arti et Amicitiae toepaste, vertoonden bezoekers echter evengoed schrikreacties. Freijsen: „De tentoonstellingsruimte was kortgeleden gerestaureerd. Mensen kwamen binnen en zagen nieuwe kunst in een mooie zaal. Maar toen ze zich omdraaiden naar de deur, merkten ze de schijnbare gevolgen van een hevige lekkage op.” Freijsen, die vanuit de zaal toekeek, zag hen staren. „Mensen zeiden tegen elkaar: „O, wat erg”, en: „Is dit net gebeurd?””
Huiver
Haar werk laat het publiek nooit onberoerd, stelt de kunstenares in haar Rotterdamse atelier. „Mensen vragen zich altijd af of ze het wel kunst willen noemen. In onze maatschappij vinden wij lelijkheid tenslotte ongewenst.” Schimmelvlekken duiken immers als natuurlijk fenomeen op in een gecultiveerde omgeving, analyseert ze. Tegen onze wil. „En een lekkage in je huis is echt verschrikkelijk, daar wil ik niet romantisch over doen. Vocht en schimmel krijg je heel moeilijk uit je huis, bovendien zijn ze slecht voor je gezondheid.”
Tegelijkertijd vindt de kunstenares (tevens docente aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam) het boeiend om dergelijke sporen van verval te bestuderen. „Ik zie er het verleden in terug. Een lekkage van een wasmachine, bijvoorbeeld. Of een overstroming bij de buren.” In een van de statige huizen waar ze voor haar werk vlekken kwam fotograferen, had een hennepkwekerij gezeten. De wanden waren zwart uitgeslagen. Dit enigszins sinistere schouwspel wil Freijsen tot boeiende beelden transformeren. „De huiver mag blijven –daarom werk ik zo realistisch mogelijk–, maar de toeschouwer gaat er hopelijk tegelijkertijd de schoonheid van inzien.”
Smetteloos
Haar idee om schimmelplekken tot kunst te verheffen, deed ze op in haar tuinhuisje. „Dat stond in een volkstuintje dat ik had gehuurd.” Het kwam er niet direct van om de lekkage daar te verhelpen. Hierdoor zag de kunstenares de vlek telkens groeien. „Maar ik begon hem ook mooi te vinden, zag er een zichzelf ontwikkelend schilderij in. Als een soort objet trouvé (een alledaags voorwerp dat als kunst wordt bestempeld, DdB).”
Vochtplekken roepen vaak zelfs nostalgische gevoelens op, weet Freijsen. Of reflecties op het leven. „Ik heb klanten die mij vragen om in hun gloednieuwe huis een ‘lekkage op bestelling’ aan te brengen: een collage van behang. Het helpt hen om zich welkom en vertrouwd te voelen in een smetteloze omgeving. Want imperfectie hoort bij dit leven.”
Sommige mensen bij wie ze bestaande vochtplekken fotografeerde, waren er zelfs een relatie mee aangegaan. „Terwijl anderen mopperden dat plekken na het overschilderen telkens weer door de latexlaag tevoorschijn kwamen, zeiden deze mensen juist: „Deze vlek laat ik niet weghalen.” Hij voelde voor hen vertrouwd aan.”
Parasieten
Uiteindelijk bleef het niet bij behang. Na haar experimenten hiermee ging Freijsen zo’n vijf jaar geleden op zoek naar duurzamere ‘vertalingen’ van schimmelplekken. „Ik kwam uit op een textiele techniek: tuften, ook wel bekend als smyrna. Lusjes woldraad door een raster; vaak gebruiken mensen deze techniek voor kussens.”
Freijsen ging er wand- en vloertapijten mee maken. „Hiervoor heb je een tuftpistool nodig, waarmee je de wol door het stramien schiet. Dan krijg je een veel steviger product dan wanneer je de wol handmatig insteekt. Zodoende kunnen mijn tapijten honderden jaren meegaan.” Bovendien kan ze met een tuftpistool hoogteverschillen in haar tapijten aanbrengen, om het verloop van de vlekken op een realistische manier te kunnen vertalen. „Dit krijg je met de hand niet voor elkaar.”
Vanuit een hoek van haar atelier sleept Freijsen een langwerpig pakket tevoorschijn. Een wandkleed, zorgvuldig in bubbeltjesplastic gewikkeld. Tegen de motten. Ze peutert het uit zijn verpakking en rolt het uit. „Dit is het mooiste tapijt wat ik tot nu toe gemaakt heb, vind ik zelf. Ik heb het ”Koningskleed” genoemd.”
Het harige vlekkenpalet op de glimmende tegelvloer is kurkdroog en van schapenwol. Maar wie het aan de wand ziet hangen, zo van het plafond aflopend, moet even met de ogen knipperen. Haar kunstwerken zijn feitelijk parasieten, stelt Freijsen. „Ze hebben architectuur nodig om tot hun recht te kunnen komen.” Ander werk geeft echter juist rond een raam, in een hoek of (als een virus) vanuit een ventilatierooster effect.
Een geslaagd voorbeeld vindt de geboren Zwijndrechtse haar werk in Museum Gouda. De titel ”Justice for all” had te maken met de weegschaal van Vrouwe Justitia, waarachter Freijsens werk zich over de muur uitspreidde. „Het vormde een waarschuwing tegen de aantasting van het recht. Helaas heeft het er maar twee jaar gehangen: de nieuwe directeur wilde geen hedendaagse kunst in zijn museum.”
Parasieten
Hoewel ze sinds een jaar ook zelf met tuften begonnen is, laat Freijsen haar tapijten grotendeels in TextielMuseum in Tilburg vervaardigen. „Dat museum heeft een eigen tufterij, waar ervaren mensen zitten. Zij denken mee, proberen dingen zoals hoogteverschillen en kleurovergangen voor mij uit, en maken vervolgens op mijn aanwijzingen het tapijt.” Dat laatste is overigens een tijdrovende klus. Zeker wat het zojuist ontrolde, complexe ”Koningskleed” betrof. „Ze zijn hier vijf maanden mee bezig geweest, twintig uur per week.”
Vandaar het prijskaartje van zo’n 10.000 euro dat eraan hangt. „Veel te duur voor de gemiddelde consument, daarom heb ik het hier al vijf jaar liggen.” Maar de kunstenares heeft er al veel aandacht mee getrokken op tentoonstellingen en met fotomateriaal. Pas nog hing het, als voorlopig hoogtepunt voor Freijsen, op de “Wanted Design”-beurs in New York.
Haar klanten heeft de kunstenares niet alleen in de rijke bovenlaag. „Ik heb ook klanten die op afbetaling bij me kopen. Een vrouw vertelde me pas dat ze al jaren spaart om iets van mij te kunnen aanschaffen. Dat vind ik natuurlijk bijzonder.” Freijsens werk boeit doordat het een verhaal heeft, vermoedt ze. „Het gaat over dat wat we doorgaans niet zien. En over het omarmen van lelijkheid.”
Over het werk van Lizan Freijsen komt dit najaar het boek ”De blinde vlek” uit. Het werk (uitgeverij Jap Sam Books) bevat Freijsens onderzoek van de afgelopen tien jaar en alle werken die hieruit zijn voortgekomen.