„Hoofddoek moet principieel bestreden”
Woede golft vanaf de steil omhoog lopende lestribunes over het hoofd van VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Met de koran in de hand verkondigt zij haar liberale boodschap: „Wie echt wil integreren, zal hiervan afstand moeten nemen.”
„Bent u eigenlijk wel voor de democratie?” briest een meisje vanaf het gedeelte van de tribune dat door de gespreksleider glimlachend als „het hoofddoekjessegment” wordt aangeduid. „Wat u zegt, klopt niet met artikel één van de Grondwet, dat iedereen gelijk is. U wilt aan mijn levensovertuiging komen.”
Ze oogst applaus. Maar waardering is er ook voor Hirsi Ali, die ijskoud reageert: „Nee, ú hebt kennelijk geen idee wat democratie is. We hebben in dit land vrijheid van meningsuiting. Ik leg niks op, ik probeer te overtuigen.” En daarmee heeft ze haar stelling kundig samengevat: geen verbod, wel principiële strijd tegen hoofddoekjes.
De Haagse Hogeschool blijkt een spannende omgeving voor een debat over „het lapje textiel, waaronder zulke diepe zaken schuilgaan.” Wat Hirsi Ali betreft is het uit den boze, omdat het de ondergeschiktheid van moslimvrouwen aan de man symboliseert. „Als die overtuiging eindelijk verandert, zal het hoofddoekje vanzelf verdwijnen.”
Vol overgave gooit zij zich in de strijd voor die verandering. Waarschuwend citeert ze de islamitische bekeerling die in een gesprek met haar onlangs beweerde dat onbedekte vrouwen in het openbaar een gevaar zouden vormen. „Zoiets kan niet. Mannen moeten zelf hun lusten bedwingen en daarvoor niet de vrouwen laten opdraaien.”
Ook de koran kan niet, vindt Hirsi Ali. „Volgens dit boek” -ze heft hem omhoog- „mag een man zijn vrouw slaan en is zij ondergeschikt. Daar moeten moslims afstand van nemen. Het is voor iedere buitenstaander een taak om ze daarop te wijzen. Het christendom en het Jodendom hebben dat proces doorgemaakt, nu is de islam aan de beurt.”
„U dringt ons uw interpretatie op”, roept een jongen, „en ik kan duidelijk aantonen dat de koran iets heel anders bedoelt.” „Waarom kijkt u niet naar Indonesië?” wil een andere jongen weten. „Dat is het grootste moslimland en er zijn helemaal geen problemen zoals in Iran.” Een meisje is stelliger: „Moet ik straks mijn zwarte haren ook nog blond gaan verven? U voert een heksenjacht.”
Maar Hirsi Ali krijgt steun vanuit het forum. Van Mohammed Sini, directeur van Islam en Burgerschap, nota bene. „De afstand tussen de orthodoxe islam en de moderniteit is te groot”, stelt hij. „Er moet een soort deltaplan komen om deze medeburgers de stap naar de moderniteit te laten maken. De koran zal geïnterpreteerd moeten worden in het licht van het tijdsgewricht waarin hij geschreven is.”
Hirsi Ali’s eigen levenspartner -al weet de zaal dat niet- gaat duidelijk een stap verder. Volgens filosoof-atheïst prof. dr. Herman Philipse moet het hoofddoekje op lagere en middelbare scholen verboden worden. Daardoor ontstaat, net als in Frankrijk, een serene sfeer waarin leerlingen tot zelfstandige oordeelsvorming kunnen komen, los van de traditionele groepsdruk.
Philipse is gauw klaar met de docente die hem erop wijst dat reformatorische scholen in Nederland evengoed strenge eisen stellen aan het uiterlijk van hun leerlingen als de islamitische. „Ik kom er niet zo vaak, maar moeten meisjes daar per se een rok aan? Lijkt me geweldig om dat ook te verbieden. Dat kinderen vanuit een groepsachtergrond gedwongen worden, kan niet goed zijn.”
Oud-wethouder Rob Oudkerk van Amsterdam mag een lans breken voor de pragmatische benadering van het hoofddoekje en alles wat daarmee samenhangt, maar wordt door Hirsi Ali en Philipse resoluut gepareerd. Van de vlotte, oer-Hollands uitziende professor nemen de aanwezigen dat aan, maar van Hirsi Ali niet. Waarschijnlijk omdat ze oud-moslima is.
De woede slaat bij een jonge Marokkaan om in haat als Hirsi Ali zich openlijk afvraagt welk motief zij eigenlijk zou hebben voor een heksenjacht. Met een brutale verwijzing naar de vrouwenbesnijdenis, roept hij fel vanuit de zaal: „Nooit meer een orgasme.”