Groot-Brittannië; een eiland in verwarring
Hoe moet de (krappe) overwinning van het brexitkamp geduid worden? Is dat vooral de doorwerking van een eilandmentaliteit? Daar heeft het zeker mee te maken, al is er meer te noemen.
Een eiland geeft een scherpe grensafbakening. Hier wonen wij, dan komt er een tijd niets en aan de overkant van het water wonen de anderen. Het Latijnse woord voor eiland is ”insula”. Op een eiland woon je geïsoleerd van de rest. Dat beïnvloedt onmiskenbaar de mentaliteit van mensen.
Zo’n isolement behoef je niet negatief te duiden. Engelsen die erg op hun land gesteld waren, spraken van een ”splendid isolation”: een heerlijk isolement. Door het eilandkarakter van hun land wisten ze in ieder geval Napoleon en Hitler buiten de deur te houden.
Eilandbewoners willen graag hun eigen zaakjes regelen en die niet voorgeschreven krijgen door mensen van de overkant. De Engelsen zien zichzelf als verschillend van de bewoners van het Europese continent. Londen ligt hemelsbreed niet zo ver van Brussel, maar hun eilandbesef vergroot de afstand tot de EU.
Indrukwekkend verleden
Wat ook doorwerkte in de uitslag van het Britse referendum was de vroegere positie van Groot-Brittannië als grote mogendheid. Een eeuw geleden was het het machtigste land ter wereld. Het Britse imperium kleurde een groot deel van de wereldkaart roze. Tel maar op: Ierland, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, een groot deel van Afrika en niet te vergeten Brits-Indië. En bovendien nog allerlei kleinere gebieden over heel de wereld, variërend van Jamaica tot Cyprus en van Aden tot Hongkong.
Daar is vrijwel niets meer van overgebleven. Groot-Brittannië is thans afgezakt tot een land van het tweede of derde niveau. In de EU is Duitsland (de vroegere tegenstander in twee wereldoorlogen) de leidende mogendheid.
Maar zeker de oudere generatie aan de overkant van de Noordzee heeft dat nog niet allemaal verwerkt. Moet een land met zo’n indrukwekkend verleden als het Verenigd Koninkrijk zich schikken naar de voorschriften van de bureaucraten in Brussel? Dat nooit!
Het was dan ook de oudere generatie (50-plus) die vorige week voor uittreding stemde. De jongeren dachten er anders over. Wellicht dat bij een hogere opkomst van jongeren of bij een referendum over tien of vijftien jaar de balans naar de andere kant zou zijn doorgeslagen.
Rede contra gevoel
Een ander gezichtspunt is de tegenstelling tussen verstand en gevoel. Terwijl voorstanders van het EU-lidmaatschap zich beriepen op zakelijke argumenten, vooral van economische aard, appelleerden de tegenstanders vooral op emoties. Een breken met de EU zou het Verenigd Koninkrijk zijn soevereiniteit terug geven. Men werd dan weer baas in eigen huis. Wie zou dat niet willen!
Nu geldt van al die negatieve prognoses over de economische ontwikkeling dat je maar moet afwachten wat ervan uitkomt. De economie is niet zo voorspelbaar als men soms doet voorkomen.
En bovendien, economie is niet alles. Er is meer in het (politieke) leven. Wie er erg veel waarde aan hecht om baas te zijn over de eigen grenzen en de eigen regels, kan daar een stuk(je) van de welvaart en de economische groei voor over hebben. Dat is geen irrationeel standpunt. Zeker niet. Dat kan het resultaat zijn van een reële afweging.
Toch is er reden om de uitslag van het referendum te bezien tegen de achtergrond van de herwaardering van de gevoelsdimensie in onze cultuur. Die is immers heel kenmerkend voor het postmoderne denken. Een goed gevoel is tegenwoordig voor velen belangrijker dan een sluitende redenering. Men laat zich minder leiden door het oordeel van deskundigen. Wat zij zeggen is toch ook maar een opinie. Daar laat men z’n standpunt niet door bepalen.
Anti-establishment
De uitslag van het Britse referendum past ook bij de groeiende afkeer van de politieke elite. Anti-establishmentpolitici doen het goed in de westerse wereld. Wilders, Trump, Le Pen en ga zo maar door.
Je kunt dat duiden als de emancipatie van de gewone man. Die laat zich niet meer imponeren door degenen die in hoogheid gezeten zijn en tot dusver met elkaar de zaken regelden. Je mag nu zeggen wat je denkt, ook al gaat dat in tegen de tot voor kort bestaande consensus.
Uitkomsten van referenda laten een grote kloof zien tussen de standpunten van de kiezers en van de parlementsleden die geacht worden hen te vertegenwoordigen. Dat was in Nederland zo met het Oekraïnereferendum en aan de overkant van de Noordzee is het niet anders. Van de leden van het Britse Lagerhuis is slechts een beperkt deel voor een brexit.
Mensen voelen zich tegenwoordig mondig om zelf een keuze te maken. Ook al gaat het om gecompliceerde economische of internationale kwesties. Oproepen en waarschuwingen van vooraanstaande politici en deskundigen hebben veelal een averechts effect.
Immigratie
Een van de belangrijkste motieven voor veel Britten om voor uittreding te stemmen was de omvangrijke immigratie uit Oost-Europa. Die mensen pikken onze banen in, maken aanspraak op onze voorzieningen en zullen onze steden en dorpen onherkenbaar veranderen. We willen zelf bepalen wie we toelaten, zo klonk het.
Waar jongeren en hoger opgeleiden veelal positief staan tegenover de globalisering, denken lager opgeleiden daar heel anders over. Het is natuurlijk ook zo dat de lagere inkomensgroepen en de lager opgeleiden veelal de last van de massa-immigratie moeten dragen. Geen wonder dat zij daar tegen zijn.
Bovendien wil een mens veelal zelf bepalen wie bij hem in huis komt. Dat geldt ook op staatsniveau. Juist de onbeheersbare, massale toestroom van asielzoekers en anderen heeft Schengen en de EU bij velen in diskrediet gebracht.
Beheersing van de instroom is derhalve van groot belang. Ook de migratie binnen de EU kan problematische vormen aannemen. Nu geldt vrij verkeer van personen vanouds als een van de pijlers van Europa. Maar moet dat onbegrensd zijn?
Het onbehagen daarover leeft breed. In Zwitserland, geen EU-lid, maar wel op allerlei manieren aan de EU verbonden, werd twee jaar geleden een referendum gehouden over de instroom van buitenlanders. Een krappe meerderheid vond dat dat er te veel werden. Daar kan men zich iets bij voorstellen. Bijna een kwart van de bevolking bestaat daar inmiddels uit buitenlanders.
Verschillende integratieniveaus
De uitslag van het Britse referendum roept uiteraard de vraag op hoe het verder moet met Europa. De sterke economische vervlechting die inmiddels heeft plaatsgevonden, noodzaakt tot allerlei regels en afspraken. Maar het perspectief van ”een steeds nauwere Unie” moet zonder meer terzijde geschoven worden. Samen wat moet, apart wat kan.
Daarbij moeten er meer mogelijkheden komen om te kiezen uit verschillende integratieniveaus. Zoals nu al niet alle EU-landen deelnemen aan Schengen of de euro, zo zou men ook het recht moeten hebben een grens te stellen aan de toestroom van buitenlanders.
De internationale mobiliteit is thans aanzienlijk groter dan in de beginjaren van de Europese integratie aan de orde was. Voor een massale instroom van Oost-Europeanen of anderen is onvoldoende maatschappelijk draagvlak. Dat is duidelijk.
De EU zal een brexit vast wel overleven. Grote instituties vallen niet zo maar om. Daarvoor hebben ze te veel functies. Maar er is alle reden om kritisch te kijken naar het takenpakket. Met abortus en homorechten hoeft de EU zich in ieder geval niet te bemoeien.
Instituties hebben de neiging om in de loop der tijden steeds meer taken naar zich toe te halen. Dan is er tegenwicht nodig om de zaak weer enigszins recht te trekken. Juist nu is de situatie daar rijp voor.