Kierkegaard: de straatfilosoof van Kopenhagen
De Deense denker Søren Kierkegaard (1813-1855) had nauwelijks vrienden, lag in de clinch met de kerk, maar had één passie: de gewone man op straat bereiken. Joakim Garff ontrafelt zijn leven als „straatfilosoof” op fabuleuze wijze.
Er zijn veel biografieën over Kierkegaard verschenen, maar die van Garff, verbonden aan het Søren Kierkegaard Research Centre in Kopenhagen, overtreft met overtuiging alle andere. De kracht is dat hij Kierkegaard plaatst in het culturele leven van zijn tijd en daarbij de kleinste details vermeldt.
Søren Kierkegaard groeide in Kopenhagen op als zevende kind in een luthers-piëtistisch gezin. Zijn vader was een bemiddelde wolhandelaar. Ziekte en dood zorgden vaak voor een bedrukte stemming thuis, die nog versterkt werd door de zwaarmoedige vader die meende dat zijn gezin getroffen was door een onbestemde vloek van God. Na een reeks sterfgevallen in het gezin bleef Søren uiteindelijk alleen met zijn vader en zijn broer Peter Christian over. Na een tamelijk ongeregeld leven –hij was vooral bezig met de vrije studies, filosofie en literatuur– sloot Kierkegaard zijn studie theologie af, promoveerde en wilde een ‘gewoon’ leven leiden, als predikant en –als het kon– als echtgenoot.
Hij kwam er echter al gauw achter dat zijn complexe en zwaarmoedige psyche en zijn duistere familieachtergrond dit onmogelijk maakten. Zijn verloving met Regine Olsen verbrak hij na een jaar. Garff beschrijft hoe zij elkaar beiden op straat en in de kerk regelmatig tegenkwamen en elkaar groetten of woorden met elkaar wisselden, ook nadat Regine met een ander getrouwd was. Kierkegaards latere schrijverschap heeft alles te maken met de verwerking van deze persoonlijke levensproblematiek.
Kierkegaard slaagde erin om de duistere factoren in zijn leven te benutten voor een productief schrijverschap. „Alleen als ik schrijf voel ik me goed.” Garff tekent hierbij aan: „Kierkegaard heeft simpelweg weerstand, pesterijen en kwellingen nodig als impuls om te schrijven.” Als buitenbeentje in kerk, samenleving en academie, produceerde Kierkegaard een ongelooflijk veelzijdig oeuvre, dat bestaat uit filosofische werken die hij schreef onder een reeks bizarre pseudoniemen en religieuze en christelijke werken onder eigen naam.
De rode draad werd steeds duidelijker: Kierkegaard wilde „christen worden in de christenheid”. De verburgerlijkte Deense staatskerk was voor hem de complete ontkenning van het christendom van het Nieuwe Testament. Hij sprak van een koninklijk theaterbedrijf, met predikanten als meineedplegers. De strijd van Kierkegaard werd zo fel dat hij eraan onderdoor ging en na een kort ziekbed stierf. Garff schreef een uitmuntende biografie over een van de grootste denkers, al miste ik hier en daar reflectie op de meer specifieke christelijke inhoud van Kierkegaards werk. Kierkegaard was eenzijdig en soms wel érg polemisch. Toch was hij het liefst in gesprek met de gewone man, bij wie hij meer kennis opdeed dan bij de kerkelijke en culturele elite. Iedereen kende hem, al bleef hij tegelijk afstandelijk en vreemd. Garff licht het mysterie van zijn leven op, maar Kierkegaard nam een even groot mysterie mee het graf in.
Boekgegevens
”Søren Kierkegaard. Een biografie”, Joakim Garff; uitg. Ten Have, Utrecht, 2016; ISBN 978 90 259 0394 7; 799 blz.; € 59,99.