Hoogleraar vaderschap: Geef man ruimte om te vaderen
’s Werelds eerste hoogleraar vaderschap wil zich alleen baseren op wetenschappelijke inzichten. Desondanks schuwt Renske Keizer uitspraken over het emancipatieklimaat in Nederland niet. „Vaders die verlof opnemen in Nederland worden gediscrimineerd.”
Keizer vat haar taak serieus op. Ruim tweeënhalve maand na haar oratie heeft zij een gaatje vrij voor een interview met deze krant. Maar ook nu is het hectisch. „Studenten hebben scripties ingeleverd en willen nog graag een cijfer voor de vakantie”, zegt ze in haar kamer met glazen wanden in een van de universitaire torens van de Erasmus Universiteit in Rotterdam, met uitzicht op de Van Brienenoordbruggen.
Moeders moeten van hun voetstuk af, zei u eerder. Van welk voetstuk?
„In Nederland staat de moederschapsideologie hoog in het vaandel. De moeder wordt als belangrijkste opvoeder gezien, terwijl de vader nog steeds aan de spreekwoordelijke pedagogische zijlijn staat.
Een persoonlijke anekdote. Mijn man ging met onze dochter naar het consultatiebureau. De eerste vraag die hij kreeg was: „Is uw vrouw ziek?” Als de vader meegaat naar de verloskundige of het consultatiebureau, wordt hij er niet of nauwelijks bij betrokken. In mijn oratie heb ik een advertentie gebruikt: ”Gezocht: overblijfmoeders m/v”. Waarom staat daar niet ”overblijfouders”?
Nog een privévoorbeeld. Onze jongste dochter van 3 kan al heel goed steppen. Mijn man zei: „Volgens mij kan ze al zonder zijwieltjes fietsen.” Ik wilde daar nog even mee wachten. Maar hij zei: „Laten we het gewoon proberen.” Ze kan nu zonder zijwieltjes fietsen. Mijn man heeft ook zijn inzichten. Geef hem en alle vaders de ruimte om die bijdrage te leveren.”
Hoe kan een vader positief bijdragen aan de ontwikkeling van zijn kind?
„Kinderen met betrokken vaders, die tijd investeren in hun kinderen, aandacht voor hen hebben en activiteiten met hen ondernemen, ontwikkelen zich beter dan kinderen die zo’n vader niet hebben.
In hoeverre is dat echter een effect van het gedrag van de vader of komt het doordat die betrokken vaders in Nederland vooral hoogopgeleid zijn? Veel aanwijzingen geven aan dat betrokkenheid belangrijk is, maar er staan nog te veel vragen open om te zeggen dat die aandacht het welzijn van het kind bevordert.
Ik heb juist een grote onderzoeksaanvraag bij de Europese Research Council ingediend om te onderzoeken in hoeverre vaders een unieke rol spelen in de ontwikkeling van zijn kind. En daarbij ook te ontrafelen welke component daarin sterker is: de biologische of de sociale.
Vaak wordt gesteld dat moeders in het gezin de veilige haven zijn: zij bieden troost, comfort, terwijl vaders de brug naar de sociale wereld zijn. Maar deze theorie is ontwikkeld in de jaren 60, 70. Toen waren nog alle vaders kostwinner en moeders de belangrijkste opvoeder. Nu kan het ook andersom zijn. Vervult vader dan de rol van trooster, of is hij nog steeds de brug naar de samenleving?”
U heeft kritiek op het Nederlandse ouderschapsverlof. Hoe zou u dat graag ingericht zien?
„Ik zou graag willen dat ouders die sterk bij de opvoeding betrokken willen zijn, geen financiële nadelen ervaren. Het Nederlandse ouderschapsverlof is deels onbetaald. Dat wordt dus vooral opgenomen door hoogopgeleide, goed verdienende vaders. Vaak werken ze in de overheidssector. Daar is het opnemen van verlof redelijk geaccepteerd.
Dit heeft tot gevolg dat kinderen van deze vaders niet alleen kunnen profiteren van de grotere financiële investeringen in de opvoeding, maar ook van de grotere tijdsinvesteringen. Daardoor vergroot het Nederlandse beleid volgens mij de kloof tussen arm en rijk eerder dan dat het die kloof dicht. Daarom ben ik voor gelijkelijk betaald ouderschapsverlof voor alle sectoren.”
Een meer linkse regering zal dat eerder doen dan een rechtse.
„Dat klopt. Een rechtsere regering beschouwt dat eerder als inmenging in het privéleven.
In Denemarken was er lange tijd een sociaaldemocratische regering. Toen werd er een ruimhartig ouderschapsverlof ingesteld. Vaders hadden recht op één maand volledig betaald ouderschapsverlof. Negen op de tien vaders maakten daarvan gebruik.
Toen kwam er een meer centrumrechtse regering. Die schafte deze regeling af. Omdat de geslachten in Denemarken behoorlijk als gelijk worden beschouwd en er een cultuur was waarin het opnemen van verlof werd geaccepteerd, werd gedacht dat vaders verlof zouden blijven opnemen. Echter, omdat de financiële prikkel ontbrak, was dit niet het geval.”
De reformatorische kring vertoont over het algemeen het traditionele beeld: de man is de kostwinner en de vrouw werkt niet buitenshuis. Hoe kijkt u daartegen aan?
„Je moet gezinnen niet in een keurslijf dwingen. Moeders kunnen bemoeienis van vaders met de opvoeding juist zien als een bedreiging van hun domein. Je zult mij dus nooit horen zeggen: Ik vind dat alle vaders zich met de opvoeding moeten bemoeien. Elk gezin komt tot een bepaalde balans. Wat ik doe, is de inzichten uit mijn onderzoeken communiceren. Als moeders weten dat vaders een belangrijke rol in de opvoeding hebben, geven zij vaders wellicht eerder de ruimte om te vaderen.”
Hoe doet u zelf de onderlinge taakverdeling?
„Ik werk fulltime, vier dagen hier voor mijn functie in Rotterdam, waarvan één thuis, en één dag als bijzonder hoogleraar in Amsterdam. Mijn man is op de woensdagen thuis.”
Dan heeft hij een papadag?
„Ik vind dat een vreselijk woord, hoewel ik geen alternatief zou weten. Maar een vader is toch zeven dagen in de week papa? En er is toch ook geen ”mamadag”? Mijn man heeft het weleens over: „Op woensdag pas ik op mijn kinderen.” Dan denk ik: Oppassen? Maar we wonen natuurlijk in Nederland. We hebben ons dus aan de Nederlandse situatie aangepast.
Hadden we in Scandinavië gewoond, dan hadden we het wellicht anders opgepakt. Daar is de moeder na de bevalling een heel jaar thuis en de vader een aantal maanden. Daarna gaan beide ouders fulltime werken en gaat het kind naar de kinderopvang.
Een collega van me werkt in Nederland en woont in België. Daar is het heel gewoon dat kinderen al vanaf de leeftijd van 2,5 jaar naar de voorschoolse opvang gaan. Ze zegt: „Ik moet me in Nederland constant verantwoorden dat ik geen slechte moeder ben omdat ik fulltime werk.””
En ú heeft niet het idee: ik ben een slechte moeder?
„Nee. Onze kinderen gaan drie dagen naar de kinder- of buitenschoolse opvang. Ik merk wel dat ouders op school bij het vragen voor het versieren van de klas mij overslaan. Dat soort klusjes gebeurt dan ook vaak ’s middags om 15.00 uur, en dan werk ik. Maar voor iets bijzonders, een eindejaarspicknick voor mijn zoon bijvoorbeeld, maak ik natuurlijk tijd. Mijn kinderen krijgen zo de opvatting mee dat werken voor moeders belangrijk is.”
Hoe vinden zij het dat hun moeder hoogleraar is?
„Mijn oudste zoon van 8 is meegeweest naar de oratie. Hij had onlangs tegen een vader gezegd dat ik een „lange spreekbeurt” had gehouden. Hij weet wel dat ik aan de universiteit werk als, zoals hij dat noemt, „hoge leraar”, en dat dit over vaders gaat.”
Speelt de christelijke historie van Nederland een rol bij de uws inziens traditionele opvattingen hier?
„Hier zien we inderdaad de moeder als hoeksteen van het gezin, dat op zijn beurt weer de hoeksteen van de samenleving is. In de Tweede Wereldoorlog zijn vrouwen nauwelijks in de oorlogsindustrie aan het werk gegaan. Daarna hebben we gastarbeiders binnengehaald, zodat de moeder thuis kon blijven zorgen voor de kinderen, terwijl de landen om ons heen de vrouwen naar de arbeidsmarkt haalden. Allerlei sociale voorzieningen, zoals het pensioen, zijn opgezet voor het wegvallen van het inkomen bij de ene kostwinner. In Nederland heerste de gedachte dat het een luxe is dat moeders niet of slechts in deeltijd hoefden te werken.”
Die deeltijdfactor is toch ook een luxe?
„Dat is net vanuit welk perspectief je dit beziet. Je kunt ook zeggen: het is een luxe om voltijds te kunnen werken, omdat je jezelf op die manier ontplooit en dat ook weer kunt meegeven aan je kinderen.”
Hoe uniek is Nederland met betrekking tot het deeltijdwerken van moeders?
„Daarmee zijn we kampioen in de westerse wereld. We hebben daarmee wel de hoogste arbeidsparticipatie van vrouwen in Europa: 70 procent. Maar door de deeltijdfactor zijn Nederlandse vrouwen vaak niet economisch zelfstandig. Dat geeft een risico, want vier op de tien relaties stranden tegenwoordig.”
U zegt dat vaders die verlof opnemen in Nederland worden gediscrimineerd. Dat is nogal wat.
„Ik zeg dat op basis van onderzoek. Werkgevers zeggen dat ze het een pre vinden als werknemers vader worden: hij is dan stabiel, en wil kostwinner zijn. Maar als hij minder uren wil gaan werken of verlof wil opnemen, wordt hij gezien als minder ambitieus en loyaal.”
Uw leerstoel gaat uit van het Vader Kennis Centrum. Dat streeft ernaar dat het overheidsbeleid meer rekening zal houden met vaders. Gaat u dat lukken?
Lachend: „Ik hoop dat dit niet alleen van mij afhangt. In de twee jaar dat ik werk als hoogleraar heb ik al veel aandacht gegenereerd voor de vader. Maar in Scandinavië heeft het dertig, veertig jaar geduurd voordat het opnemen van het ouderschapsverlof op het niveau van vandaag zit. Ook bij ons zal dat een langdurig proces worden.”
Hoe krijgt u als hoogleraar invloed op het beleid?
„Drie weken geleden had ik nog een informerend gesprek met minister Asscher van Sociale Zaken. De Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft mij als expert gehoord en ik heb lezingen gegeven voor Tweede Kamerleden en diverse ministeries.
Ik vind het belangrijk om mijn inzichten in het beleid te delen, maar ben geen beleidsmaker en geen lobbyist. Ik wil de maatschappelijke discussie voeden met wetenschappelijke inzichten. Wat ik zie, is een verschil in de wetenschappelijke inzichten over vaderschap en het huidige beleid ten aanzien van ouders en vaders. Die discrepantie wil ik graag aankaarten.”
Renske Keizer
Renske Keizer (1983) studeerde op haar 21e cum laude af als sociaal wetenschapper aan de Universiteit Utrecht. Ze werkte daarna van 2005 tot 2010 aan het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut. In 2010 promoveerde ze op een proefschrift over de oorzaken en gevolgen van kinderloosheid. Sindsdien maakte ze carrière als postdoconderzoeker (2010), universitair docent (2011) en universitair hoofddocent (2014) sociologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In september 2014 werd ze benoemd tot bijzonder hoogleraar vaderschap aan de Universiteit van Amsterdam, bij de vakgroep pedagogiek. „Ik denk zelf dat ik ben gekozen vanwege mijn interdisciplinaire aanpak.”