Theologenblog (Gert Kwakkel): Geen behoefte aan redding van zonden, wat dan?
Past het Evangelie van vergeving van zonden wel bij de behoeften van mensen van deze tijd? Het probleem van onze schuld tegenover God houdt hen helemaal niet bezig. Moet de kerk dat dan centraal blijven stellen in haar verkondiging?
Deze vragen kwamen aan de orde in een interview met Gert-Jan Roest in het Nederlands Dagblad van 7 juli 2016. Aanleiding was zijn promotie op een proefschrift over de vraag hoe de kerk het Evangelie het beste kan verkondigen aan de moderne mens.
Zelf werd ik 35 jaar geleden al met die vragen geconfronteerd. Ik deed mee aan evangelisatiewerk op het strand en de boulevard van Scheveningen en Kijkduin. Regelmatig bekroop mij de gedachte dat ik de mensen een probleem probeerde aan te praten waar zij absoluut niet mee zaten, om hen vervolgens de uitweg uit dat probleem te wijzen.
Wat zegt de Bijbel hierover? In de Bijbel gaat het duidelijk niet alleen over zonde. De vrienden van Job probeerden zijn lijden te verklaren door het met zonde in verband te brengen. Zij kregen van God te horen dat zij „niet recht” van Hem gesproken hadden (Job 42:7-8). Prediker spreekt veel meer over de zinloosheid van alle dingen dan over zijn eigen schuld tegenover God. Bevrijding van schande is het hoogtepunt van de redding die God belooft in Joël 2:18-27. Vergeving van zonden wordt daar niet genoemd.
Maar toch: als er geen zondige mensen waren, had satan Jobs oprechtheid niet in twijfel kunnen trekken en was diens lijden hem bespaard gebleven. Bij alle vragen over de ijdelheid van alle dingen houdt Prediker vast aan het ontzag voor God als de beslissende opdracht voor alle mensen (Pred. 8:13 en Pred. 12:13-14). En de beloften van Joël 2 klinken nadat Israël gehoor gegeven heeft aan de oproep naar God terug te keren met oprecht berouw, omdat Hij tot vergeving bereid is (Joël 2:12-13).
Redding van zonde is niet het enige aambeeld waar de Bijbel op hamert. Toch speelt het probleem van onze ontrouw aan God overal doorheen. Het Oude Testament beschrijft een lange geschiedenis van ingrepen van God, die geen van allen de definitieve oplossing brachten. Mattheüs 1 biedt een antwoord waarom het zo lang moest duren voordat Jezus kwam. Na drie keer veertien geslachten is de oudtestamentische geschiedenis kennelijk uitgeteld. De geschiedenis kan alleen verder komen door de geboorte van Jezus. In opdracht van een engel geeft Jozef Hem zijn naam, die wijst op Gods redding. Hij moet –zegt de engel– Jezus heten, omdat Hij zijn volk zal bevrijden van hun zonden (Mattheüs 1:21).
Bevrijding van zonden blijkt de grote opgave te zijn, een opgave die blijft na de lange geschiedenis van de oudtestamentische tijd. Kennelijk heeft God vele eeuwen de tijd willen nemen om duidelijk te maken dat dit de kern van de problematiek is waarin Jezus ons te hulp komt. Tegelijk omvat de bevrijding die Jezus brengt meer dan vergeving van schuld. Het gaat ook om een nieuw leven van toewijding aan God en verlossing van alle kwaad.
Juist het feit dat redding van zonde mensen helemaal niet bezig houdt, zou wel eens kunnen laten zien hoe ver zij bij God vandaan geraakt zijn. Ondertussen kun je niet doen alsof je niet weet dat heel andere dingen hun gedachten beheersen. Als je mensen wilt winnen voor het Evangelie, doe je er goed aan te beginnen waar zij zijn. Dan kun je laten zien dat de liefde van God in Jezus Christus een bevrijdend licht werpt op hun vragen.
Maar wie van die liefde overtuigd wordt, zal ook gaan ontdekken hoe ons eigen gedrag met die liefde contrasteert. Vroeger of later komt de schuldvraag naar boven, niet als een aangepraat, maar als een persoonlijk probleem. Zo kom je toch uit bij de kern: het Evangelie van Jezus Christus, die Zijn volk bevrijdt van hun zonden.
De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen en de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.