Andreas Kinneging: Taal belemmert Europese integratie
Europese unificatie is onmogelijk zonder gevoel van eenheid. Een gevoel van eenheid is onmogelijk zonder een gedeelde taal, stelt prof. dr. Andreas Kinneging.
De brexit is een feit. Weliswaar was het verschil tussen voor- en tegenstemmers minimaal, maar de meerderheidsregel is heilig. En een kleine meerderheid van de Britse stemmers was ervoor dat Groot-Brittannië de EU zou verlaten.
In mijn omgeving wordt overwegend getreurd om deze uitkomst. Maar als je vraagt naar de redenen voor de treurnis, komt er niet veel zinnigs uit. U zult begrijpen dat mijn omgeving vooral bestaat uit gestudeerde mensen, die zichzelf erg weldenkend vinden en geneigd zijn de mensen die voor de brexit hebben gestemd dom en onnadenkend te vinden. Maar afgemeten aan wat mijn omgeving zelf aan argumentatie produceert, is voor mij niet onmiddellijk inzichtelijk waaruit de intelligentie en nadenkendheid van de tegenstanders van de brexit dan precies zou moeten blijken. Laten we daarom zelf maar eens een poging ondernemen wat argumenten op een rijtje te zetten.
Timmerman
Om te beginnen een verhaal met een moraal. Er zijn in mijn omgeving veel mensen die een huis bezitten. Vaak een oud huis, want dat wil ons soort mensen nu eenmaal. Wij wonen niet in nieuwbouw-prefab-rijtjeswoningen. Oude woningen hebben nu eenmaal veel meer stijl. Vroeger –voor de oorlog– wist men nog hoe een huis gebouwd moet worden. Enig nadeel is dat deze huizen veel onderhoud behoeven. Maar gelukkig voor ons hebben we in de EU open grenzen, als gevolg waarvan het tegenwoordig wemelt van de Poolse timmermannen, die niet alleen relatief goedkoop zijn, maar ook gezeglijk –wat je van hun Nederlandse collegae met hun grote mond niet kunt zeggen– en kwalitatief goed. Massaal huurt ons soort mensen deze Poolse timmerlieden dus in om hun huis op te knappen. En het resultaat mag er zijn. We zijn er erg tevreden mee.
Wie niet zo tevreden zijn over de toevloed van Poolse timmerlieden, zijn de Nederlandse timmerlieden. Die zijn de afgelopen jaren min of meer weggeconcurreerd. Die Nederlandse timmerlieden, en al hun familieleden en vrienden, denken bijgevolg heel anders over de open grenzen binnen de EU. Van hen mogen die grenzen weer potdicht.
Is hun dat kwalijk te nemen? Is hun standpunt dom en onnadenkend? Kunnen we bij die mensen aankomen met het verhaal dat de EU toch voor ons allemaal zo goed en voordelig is? Hmm. Misschien is het goed om de gulden regel toe te passen: wat zouden we er zelf van vinden als wij in hun schoenen stonden?
Klassenstrijd
De moraal van het verhaal: het lijkt alsof er overal in Europa een nieuwe klassenstrijd is uitgebroken. Een strijd tussen de gewone man en ons soort mensen. Het is niet zozeer een ideeënstrijd als wel een strijd van eigenbelangen. Voor ons soort mensen levert de EU eigenlijk alleen maar voordelen op. Vandaar dat wij voor zijn. Maar voor de gewone man ligt dat heel anders. Die is veelal het slachtoffer van de Europese integratie. En dus is hij tegen.
Nu had de gewone man tot voor kort geen schijn van kans tegen ons soort mensen, omdat ons soort mensen niet alleen de politieke, maar ook de gerechtelijke en bestuurlijke organen domineert. Maar omdat we met zijn allen steeds democratischer zijn gaan denken –en het einde daarvan is nog niet in zicht– wordt onze democratie steeds meer een directe democratie, die opereert per directe volksraadpleging. En dat geeft de gewone man voor het eerst in de geschiedenis de kans zijn zin door te zetten. Tot grote ontsteltenis van ons soort mensen. Die vragen zich af: „Dat was toch niet de bedoeling van democratie?” Jazeker, dat is het wel! De meerderheid regeert. En de gewone man is in de meerderheid.
Argumenten
Laten we nu eens proberen het niveau van het eigenbelang te overstijgen en op te klimmen naar het ideële niveau van het algemeen belang. Wat zijn de argumenten ten faveure van de EU? Dat zijn er in essentie vier. Europese unificatie is wenselijk om:
Een nieuwe Europese oorlog te voorkomen.
De gemeenschappelijke markt in goede banen te leiden, die ons allemaal rijker maakt.
De macht van Duitsland in te perken, dat anders weer een gevaarlijke ”Alleingang” zou kunnen gaan maken.
Te bewerkstelligen dat Europa ook een van de grote mondiale machtsblokken wordt, naast de VS, China, Rusland en mogelijk enkele andere.
Dit zijn, dunkt me, geen van alle argumenten die men even snel terzijde zou kunnen stellen, zoals wel gedaan wordt in het anti-EU-kamp. Alle vier verdienen ze ernstige overweging. Het gaat bepaald niet om kleinigheden. Maar om nu te zeggen dat er wat dat betreft veel gedegen denkwerk komt uit de hoek van het pro-EU-kamp, dat kun je niet zeggen. Doorgaans worden genoemde argumenten of een deel ervan aangehaald alsof men een dogma aanhaalt. „Zo is het en vragen erover zijn niet gepast!” Dat is een al even oppervlakkige en luie houding als die van de anti’s. En die houding komt ons duur te staan. Het enige wat instaat tussen ons en de chaos is immers ijverig en diepgravend nadenken. Altijd en overal en ook hier.
Komaan dan, laten wij allen diep nadenken over de vraag of de EU wenselijk is, en zo ja, waarom.
Eenheid
Daarmee zijn we er echter nog niet. Want zelfs als wij na diep nadenken en zouden concluderen dat de EU inderdaad wenselijk is, is nog maar helemaal de vraag of ze ook mogelijk is. Die twee zaken staan namelijk geheel en al los van elkaar. Dat iets wenselijk is, impliceert genendeels dat het ook mogelijk is. Elk mens wenst een perfecte gezondheid, maar velen bezitten die niet en zullen die ook nooit bezitten, omdat we niet de kennis hebben die te bewerkstelligen. Zo zou ook de EU wenselijk, zelfs zeer wenselijk kunnen zijn, maar niettemin, om allerlei redenen, onmogelijk.
Alle mensen die wel goed hebben nagedacht over de Europese unificatie zijn het erover eens dat het grootste probleem is dat er geen gevoel van eenheid bestaat op ons continent. Weliswaar delen we allemaal de erfenis van de klassieke oudheid en het Latijnse christendom, maar dat erfgoed, dat bij de oprichting van de EU nog zeer levend was, is paradoxaal genoeg sedertdien in razend tempo uit het collectieve bewustzijn verdwenen! Europeanen identificeren zich tegenwoordig voor 99 procent met hun eigen vaderland, dat zo ongeveer een-op-een gekoppeld is aan een specifieke taal.
En daar zit de crux. Wij identificeren ons met mensen die dezelfde taal spreken als wij. Wie dat niet of slechts gebrekkig doet, is een buitenstaander en hoort er niet bij. Met die persoon voelen we ons minder verbonden, we zijn minder bereid voor hem te vechten, te betalen of ons anderszins voor hem in te zetten.
Men kan daarover treuren, met een beroep op de universaliteit van de mensenrechten of op het christelijke gebod van de naastenliefde dat voor iedereen geldt, inclusief de vijand. Maar dat verandert niets aan het feit dat voor verreweg de meeste mensen een land- en taalgenoot heel wat meer betekent dan iemand die dat niet is.
Babel
Europese unificatie is onmogelijk zonder gevoel van eenheid. Een gevoel van eenheid is onmogelijk zonder een gedeelde taal.
Maar we spreken toch allemaal Engels? Wat? U noemt het koeterwaals dat u spreekt Engels? De Engelsen lachen u uit, dat weet u toch wel?
Maar wat nog belangrijker is: het vestigt echt geen gevoel van eenheid onder Europeanen. Men kan elkaar enigszins verstaan, dat wel. En dat is al heel wat. Maar als men een Griek, een Fransman, een Duitser en een Nederlander samen ziet discussiëren in moeizaam, gebroken Engels, komt toch vooral het ontbreken van eenheid naar voren. Een eenheid die er wel onmiddellijk is als je met een taalgenoot spreekt in een taal die je zo eigen is dat hij deel is gaan uitmaken van je persoonlijkheid.
De Amerikaanse unificatie aan het eind van de achttiende eeuw was mogelijk dankzij het feit dat men in alle deelnemende staten Engels als eerste taal had. Europa daarentegen is een toren van Babel. Wij verstaan elkaar niet of nauwelijks. Dat gaat de komende eeuwen ook niet veranderen. Een simpel feit dat paal en perk stelt aan alle hoge verwachtingen ten aanzien van Europese unificatie.
Een waargebeurde anekdote ter afsluiting. Twee werknemers bij een Amsterdams effectenbedrijf krijgen hooglopende ruzie. De één had tegen de ander gezegd: „When the plan doesn’t work, we need to have a second plan.” Hij bedoelde: „If the plan doesn’t work…” Taal is moeilijk, zeker een vreemde taal.
De auteur is hoogleraar rechtsfilosofie in Leiden.