Column: Stel rooms-katholiek subsidiariteitsbeginsel centraal bij nadenken over Europese integratie
Nu het stof van de brexit wat aan het neerdalen is, beseft iedereen dat de Europese Unie (EU) zich opnieuw zal moeten bezinnen op haar rol en betekenis voor Europa. Het is ontegenzeggelijk dat de brexit een zware tegenslag is. Het kan veel schade aan Europa toebrengen als het nationalisme hierdoor de wind in de zeilen krijgt. Persoonlijk denk ik dat het veel beter was geweest als de Britten in de EU waren gebleven. Met de Britten verliezen wij een kritische stem waardoor er gezonde tegenkracht werd uitgeoefend op de meer centralistische tendensen in de EU. Met het vertrek van de Britten wordt het ook voor Nederland moeilijker om zijn (kritische) stem te laten horen.
In tegenstelling tot Juncker en consortia heb ik ook wel enig begrip voor de Britten. Natuurlijk, het is zeer twijfelachtig hoe rationeel deze beslissing van het Britse volk is geweest. Ik vrees dat er eigenlijk alleen maar verliezers zullen zijn, in Engeland en in de rest van Europa. Maar het gevoel van burgers dat zij niet zelf vorm kunnen geven aan hun samenleving door middel van politieke participatie, is heel herkenbaar.
Burgers voelen zich nog altijd primair burger van een nationale staat en pas op de tweede of veel lagere plaats burger van de EU. Dat geldt voor alle landen. Om burgers positief bij de politiek betrokken te houden, is het daarom noodzakelijk dat het primaat van de nationale politiek herkenbaar blijft. Dit betekent dat in Brussel alleen die zaken moeten worden geregeld waarvan het heel duidelijk is dat afstemming tussen staten nodig is om gemeenschappelijke doelen effectief te realiseren.
Dit principe is het zogenaamde beginsel van subsidiariteit. Dit is een van oorsprong rooms-katholiek beginsel dat in 1931 werd geïntroduceerd in de encycliek ”Quadragesimo Anno”. Het beginsel van subsidiariteit heeft zowel een positieve als een negatieve betekenis. Subsidiariteit in negatieve zin betekent dat lagere gemeenschappen (in dit geval de individuele landen) niet worden opgeslokt door hogere gemeenschappen (EU). Landen hebben hun eigen competenties en verantwoordelijkheden. Subsidiariteit betekent dat zo veel mogelijk verantwoordelijkheden op het (lagere) niveau van individuele landen moeten worden gelegd. Subsidiariteit in positieve zin betekent dat wanneer individuele landen niet in staat zijn hun publieke verantwoordelijkheden goed te behartigen, bijvoorbeeld omdat er afstemming met andere landen nodig is, deze verantwoordelijkheden op een hoger niveau moeten worden gelegd, dus in dit geval van de EU.
Mij dunkt dat als de EU zich consequent aan dit principe zou houden en ook in staat zou zijn om dit helder aan de burgers te communiceren, de steun voor de EU veel groter zou zijn.
Dit betekent voor een goed functioneren van de EU dus twee dingen. In de eerste plaats zal zij ervoor moeten waken niet allerlei zaken naar zich toe te trekken die zonder veel verlies aan bestuurlijke effectiviteit ook door individuele landen kunnen worden beslist. Dit is natuurlijk een majeure uitdaging. Wanneer er een machtscentrum op een hoger niveau ontstaat (in Brussel), is de neiging tot gedetailleerde regelzucht heel groot. Dat is ook wel een kwetsbaar punt in de rooms-katholieke leer van het subsidiariteitsbeginsel. Want de roomse visie neigt naar een top-downaanpak waarbij verondersteld wordt dat op het hoogste niveau het best kan worden bepaald hoe de verdeling van verantwoordelijkheden tussen hogere en lagere lichamen vormgegeven moet worden. Dit in tegenstelling tot het reformatorische beginsel van soevereiniteit in eigen kring, volgens welke elke kring een eigen verantwoordelijkheid draagt die niet door een hoger lichaam wordt bepaald.
In de tweede plaats zal de EU duidelijker naar de burgers moeten communiceren wat zij bedraagt aan het welzijn van Europa. Naarmate de EU meer voldoet aan de eerste eis, namelijk dat zij zich beperkt tot zaken die duidelijk een internationale aanpak vergen, is het ook makkelijker om aan de tweede eis te voldoen. De vraag is natuurlijk: hoe krijgen wij de EU zover? Is dit realistisch? Want helaas zijn er in Europa en ook in Nederland nog altijd veel mensen en partijen die denken dat de EU alleen overtuigender kan functioneren als zij nog meer macht krijgt en nog meer zaken naar zich toetrekt. Zij gruwen van nationale culturele eigenaardigheden die Europa in hun ogen hinderen om in de vaart der volkeren mee te komen. Zij hopen dat de EU zo veel macht krijgt dat degenen die hun visie niet delen, definitief de mond gesnoerd kan worden. Maar zolang democratie in Europa op nationaal niveau intact blijft, laat de brexit zien dat dit wel een erg riskante strategie is.
Johan Graafland, hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University. Reageren? rubriekforum@refdag.nl