Steelse stappen in de Aleppowoestijn
Titel:
”Onder de woestijnhemel”
Auteur: Linda Chaikin
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2003; vert. L. van Aken
ISBN 90 435 0726
Pagina’s: 399
Prijs: € 18,95. De wind die opsteekt, wegwaaiende zandkorrels, krakend hout dat het geluid van mogelijke voetstappen overstemt: alles benadrukt naderend onheil in de roman ”Onder de woestijnhemel” van Linda Chaikin.
Niet alleen is er de dreiging van de Eerste Wereldoorlog, of de waas van geheimzinnigheid rondom de aanleg van de spoorweg Berlijn-Bagdad. De spanning rijst vooral rond een aantal hutten in de Aleppowoestijn. De korte vakantie die Allison Wescott daar doorbrengt met een groepje „archeologische enthousiastelingen” verloopt minder onbezorgd dan ze gehoopt had. Een dag na aankomst sterft een van de vakantiegangers, majoor Reuter. Een ongeluk. Of niet?
Mooi is de rol van de ”couleur locale”: beschrijvingen van de omgeving weerspiegelen de stijgende spanning in sommige passages. Als de wind begint „te zuchten en te fluiten langs de daken van de donkere hutten” kan er van alles gebeuren. De wind speelt een onopvallende, maar grote rol in het boek. Al op de eerste pagina wordt hij genoemd. Iets heeft Allison uit haar slaap gehaald: „Ze stond stil om nog eens te luisteren naar dat nauwelijks hoorbare geluid dat haar een paar minuten geleden wakker had gemaakt. De hete, droge, opstekende wind die de duinen verplaatste, blies fijne zandkorrels over het terrein.” Maar niet alleen de wind is actief, want „de wind maakt geen steelse voetstappen.” Hoe vol van geritsel, geklik en gekraak de stilte van de nacht opeens ook blijkt te zijn, Allison schijnt er weinig last van te hebben. Ze gaat moedig op het geluid af, de hut van de overleden majoor in, waar ze behalve de dode man drie levende mensen aantreft.
De omgevingsbeschrijvingen mogen dan goed zijn, Allison is te dapper om echt te zijn. Waarom slaagt ze er telkens in om in een ruimte terecht te komen waar ze alleen is, waar het donker is, planken kraken en ramen klapperen? Ze ontdekt al snel dat er zich gevaarlijker wezens dan gifslangen en windspinnen in de woestijn bevinden. Wat kan zij uitrichten tegen tegenstanders die over lijken gaan? Tegen wil en dank raakt Allison verwikkeld in een ingewikkelde spionagezaak. Maar ondanks het advies van de -verschrikkelijk knappe, schijnbaar alwetende- Bret Holden weigert Allison zich zo veilig en ver mogelijk terug te trekken. Ze werkt zich telkens in de nesten.
Halverwege het verhaal loopt ze bijvoorbeeld een donkere ruimte in waar ze iemand naar binnen ziet gaan. Zodra ze een gordijn in de zaal ziet bewegen, loopt ze er argeloos naar toe. En dat terwijl ze er van op de hoogte is dat er twee mensen gedood zijn om informatie die zíj nu in haar bezit heeft.
De zin „Ze liep de zaal binnen, aangetrokken als een mot die zijn vleugels tegen een gloeilamp slaat” geeft deze situatie wel goed weer. Even is hier sprake van een hoger perspectief: de lezer kijkt als het ware over de schouder van de auteur mee en ziet de gebeurtenissen van bovenaf. Intussen gedraagt de hoofdpersoon van ”Onder de woestijnhemel” zich alsof ze weet dat de auteur haar toch niet zal laten sneuvelen…