”Wereld zonder bijen” interessant thema voor roman
Als de bij verdwijnt, krijgt de mens het moeilijk. In de roman ”De geschiedenis van de bijen” van Maja Lunde gaat het over een gezin in China in het jaar 2098, als de bijen al decennia zijn uitgestorven.
Hoofdpersoon Tao houdt zich eindeloze dagen bezig met het handmatig bestuiven van fruitbomen. Er is een wereldoorlog over voedsel geweest, de westerse democratieën zijn langgeleden ineengestort, de Chinese steden zijn zo goed als ontvolkt. Zonder bijen die de gewassen bestuiven is er nauwelijks te eten. Tao leeft op rijst en heel af en toe een ingeblikte pruim. De wereld waarin ze leeft is een en al afbraak en verval. Alleen haar zoontje Wei-Wen van 3 is een bron van hoop, al weet Tao dat hij op jonge leeftijd aan het werk zal moeten; maar helaas overkomt hem iets ergers dan dat.
Het verhaal over Tao is een van de drie verhalen die Lunde beurtelings vertelt. Andere hoofdpersonen zijn William, een zaadhandelaar in Engeland rond 1850, en George, een bijenhouder in Ohio rond 2007. William ontwerpt tot twee keer toe een nieuw type bijenkast, maar beide keren komt hij tot de ontdekking dat een ander hem voor is geweest: de kast die hij ontwerpt blijkt eerder al door een ander te zijn gemaakt. George komt er op een kwade dag achter dat zijn bijen zo goed als allemaal verdwenen zijn: de bijenverdwijnziekte CCD heeft toegeslagen.
Zo toont Lunde drie stadia in de geschiedenis van de menselijke omgang met bijen: de perfectionering van de bijenhouderij, de dreigende verdwijning van de bij en de treurige wereld waaruit de bij verdwenen is. In elk van de drie verhalen gaat het ook over hoe ouders met hun kinderen omgaan. Gaandeweg wordt duidelijk dat de schrijfster parallellen aanduidt tussen de mensenwereld en de bijenwereld; het gaat dan over bijvoorbeeld het brengen van een offer ter wille van de gemeenschap, zoals de darren in de bijenkolonie na de paring ten dode opgeschreven zijn.
Volgens de flaptekst is Maja Lunde (Noorwegen, 1975) kinderboekenschrijfster en scenariste. Dat laatste laat zich aan ”De geschiedenis van de bijen” wel enigszins aflezen. Lunde kan namelijk een goed verhaal bedenken. Het drama dat het zoontje van Tao overkomt, is weliswaar ietwat voorspelbaar, maar de zoektocht naar Wei-Wen, die naar een onbekend hospitaal in een ontvolkt Peking is overgebracht, spreekt zeker tot de verbeelding. De drie verhalen zijn bovendien op een aardige manier met elkaar verweven.
Maar een goed verhaal bedenken is iets anders dan het opschrijven. Het ontbreekt het boek in nogal ernstige mate aan stilistisch vernuft – en ik doel daarbij niet in de eerste plaats op de grove taal die er op een enkele plaats te vinden is. Alinea’s zoals deze schrijft Lunde bij de vleet: „Ik vertrok toen het licht werd. Had een paar sneden brood in een zakje bij me en een thermosfles koffie. Reed in één ruk door.” Dit zwarejongenstaaltje gaat op den duur flink op de zenuwen werken.
Bovendien heeft Lunde de neiging om de lezer alles wat ze duidelijk wil maken in twee-, drie- of viervoud in te peperen. Het Peking waarin Tao rondzwerft is verlaten; maar nadat Lunde dat gedurende enkele alinea’s heeft verteld, laat ze haar hoofdpersoon in een restaurant plaatsnemen waar dan ook nog eens het „holle” geluid van de stoelpoten „luid” klinkt in de „lege” ruimte. Ja, bedankt, we snapten het.
”De geschiedenis van de bijen” is dus een vaardig opgebouwde roman met een interessante thematiek, maar alleen een lezer die zich aan stilistische gebreken weinig gelegen laat liggen, zal er genoegen aan beleven. De Bezige Bij geeft normaal gesproken literatuur uit, maar in dit geval moet de combinatie van de uitgeversnaam, de titel en de auteursnaam de doorslag gegeven hebben.
Boekgegevens
”De geschiedenis van de bijen”, Maja Lunde; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 234 9430 0; 379 blz.; € 19,99.