Kerk en school
Dr. Sietse Douwes van Veen was zo’n honderd en meer jaren geleden hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Utrechtse universiteit. Hij heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. Veel boeken van heel verschillende aard. Eén van de aardigste is wel ”Voor tweehonderd jaren. Schetsen van het leven onzer gereformeerde vaderen”. Van Veen was een door en door hervormd man van confessionele snit. Deswege was hij niet gecharmeerd van zijn tijdgenoot dr. Abraham Kuyper, de klokkenist der kleine luiden, en diens onstuitbare organisatiedrift.
In ”Voor tweehonderd jaren” geeft Van Veen een beschrijving van de kerkelijke situatie in de zeventiende eeuw. Hij doet dat na gedegen bronnenonderzoek. Wel giet hij zijn verhaal in de vorm van een serie historische schetsen, met gefingeerde namen. Maar pas op: met zijn boek begeeft hij zich op het front contra Kuyper en diens soevereiniteit in eigen kring. Hij wil hem een weerwoord geven. Bijvoorbeeld door er, met illustraties uit de geschiedenis, op te wijzen dat organisatie op de allerbeste grondslag nog geen garantie is dat er geen afval en uitholling plaatsvindt.
Eén hoofdstuk heet ”Hoger onderwijs op Gereformeerde Grondslag”, een duidelijke hint in de richting van Kuyper. Daarin horen we een eenvoudige scheepstimmerman uit Diependaal (sic) in gesprek met zijn predikant, ds. Wilhelmi. Het is de stem van Van Veen zelf. „Alleen de Geest leidt ons in de waarheid. En dat onderwijs moet gebonden zijn aan het Woord van God. Weet ge waar het mijns inziens op aankomt? Op het hebben van waarlijk gereformeerde, dat wil zeggen, bekeerde leraars en studenten. Als wij die niet hebben, kunnen wij van de gereformeerde grondslag weinig heil verwachten. Een gereformeerde grondslag geeft volstrekt geen waarborg voor een gereformeerd gebouw, integendeel, doet vaak dienst om veel gereformeerds te bedekken. De enige weg tot bekering van ons volk, onze leraren, onze studenten, ons onderwijs, zie ik dan ook in de bekering van het gezin. Daarop dient gewerkt. Voedt de kinderen op in de lering en vermaning des Heeren, voedt hen op met Gods Woord, leer hen hun doop verstaan, geef hen in uzelven het voorbeeld van een onbestraffelijke wandel naar de waarheid Gods. Dan hebt ge een grondslag waarop ge voort kunt bouwen als de Heere Zijn Zegen geeft…”
Donderdag was ik aanwezig bij een symposium van de landelijke Vereniging voor gereformeerd schoolonderwijs (VGS). Het ging over een belangrijk thema: de relatie tussen kerk en school. Goede en leerzame dingen werden gezegd door deskundige en betrokken sprekers. Samen met het gezin vormen kerk en school de befaamde driestar. Gedrieën zijn ze, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, geroepen het heil van kinderen en jongeren te bevorderen.
Pieter Moens, bestuurder van de VGS, noteerde het in de brochure die die dag gepubliceerd werd: „Zowel de school als de kerk hebben ten diepste het eeuwig welzijn van de kinderen en daarin de eer van God op het oog, en in het verlengde daarvan ook hun maatschappelijk welzijn. Zowel voor de school als de kerk ligt er in de samenwerking met de ouders een opvoedingstaak.” Over wegen en wensen voor die samenwerking ging het vooral tijdens het symposium.
De gereformeerde gezindte in Nederland mag zich rijk achten met de bestaande vrijheid van onderwijs. Waar ter wereld treft men het aan? En nog grondwettelijk verankerd ook, hoewel die wettelijke bescherming kwetsbaar is. Gezet in hoger licht erkennen we met elkaar: een zegen van Boven!
Toch gooit de oude Sietse Douwes van Veen nog steeds stenen in onze prachtige vijver. Hij wil ons altijd weer tot de orde roepen en ons met zijn vragen bestoken. „Waar is het ten diepste om begonnen? Wat is de ultieme intentie van heel dat schoolgebeuren op de bekende grondslag?” Die mag geen andere zijn dan het behoud van het kind en de eer van God. In gezamenlijkheid en afzonderlijk: gezin en kerk en school. „Och, of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gave!”
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl