Leven als christenjongere
Met een potje voetbal is niks mis, aldus ds. A.C. Uitslag, christelijk geformeerd predikant te Urk. Maar „doe het met mate, doe het ontspannend, doe het zonder druk, laat het vooral leuk blijven.”
Voetbal is een van de vele onderwerpen die aan bod komen in het boek ”Als je nog jong bent…”. Het boek bestaat voor een groot deel uit interviews en artikelen die grotendeels door jongeren zijn geschreven. Voetbal wordt besproken interviewvorm; de ideeën over een duizendjarig rijk worden als beschouwend artikel gepresenteerd. Die afwisseling in vorm is een voordeel van zo’n verzamelbundel.
Een ander voordeel is dat er zo veel verschillende onderwerpen kunnen worden behandeld. In de twintig hoofdstukken die het boek telt, worden naast de genoemde onderwerpen ook de heilige doop, belijdenis doen, het verschil in talenten, popmuziek en apologetiek besproken.
Dat voordeel is echter tegelijkertijd een nadeel: het verband tussen sommige artikelen is niet helemaal duidelijk. Een artikel over abortus wordt bijvoorbeeld geflankeerd door een interview over christen-zijn op het werk en een bijdrage over lesgeven.
Indrukwekkend is het verslag van het sterven van Annemarie van den Bosch, die in haar tienerjaren overleed. „Toen de dominee afscheid van haar nam, gaf ze hem een krachtige handdruk en zei: „Tot ziens, tot boven!””
Duidelijk is het artikel van godsdienstdocent Bart Bolier. Na een beschrijving van de geschiedenis van popmuziek eindigt hij zijn bijdrage met een appel: „Wie de Heere liefheeft, gaat ook zoeken naar muziek die Hem eert op een wijze die bij Hem past en overeenkomstig Gods Woord is.”
Van een heel andere orde is een interview met een aantal kerkelijke jongeren uit Zuid-Afrika. „In elke katkisasieles bespreek ons nie noodwendig die vrae van ”Hellenbroek”, maar ook doen ons ’n preek bespreking.”
De verscheidenheid aan bijdragen maakt het lastig een oordeel over het hele boek te geven. Een aandachtspunt is in ieder geval de waarschuwende toon van veel bijdragen. Voorbeelden zijn de bijdragen van ds. A. van Voorden en B. J. van Boven, die een- en andermaal wijzen op ”de moderne media”. Daardoor blijft het allesdoordringende karakter van de zonde –alles wat Gods plaats wil innemen– buiten beeld.
Nog een punt: bij het interview over de doop met ds. A. Verschuure (Gereformeerde Gemeenten) zijn serieuze vraagtekens te zetten. „De doop is niet tot versterking van het kind dat gedoopt wordt. Het is alleen tot versterking van Gods kinderen”, aldus de predikant. Om die reden mogen kinderen en jongeren dan ook niet pleiten op de doop. In plaats daarvan zij moeten zij „bedelen”, want de „beloften bij de Doop gelden alleen Gods kinderen.”
Niet iedereen in de gereformeerde traditie dacht daar zo over. Calvijn schrijft wat anders, namelijk dat God „kleine kinderen niet verstoken houdt van de hoop op Zijn barmhartigheid, maar hen daar juist van verzekert.” À Brakel stelde iets dergelijks: „De gehele kracht des doops is dat kind te verzegelen het verbond der genade en alle deszelfs beloften, niet dat het die heeft, maar dat het recht aan die heeft.” En klinken er ook binnen de Gereformeerde Gemeenten geen andere geluiden? Ds. J. van Haaren schreef: „Doch bij de doop word je als het ware uitgehaald, en bij je naam genoemd: Jan, jij wordt ondergedompeld in de naam van een drie-enig God. Als jij verloren gaat, is het je eigen schuld. Want Ik zweer je, er is zelfs voor jou genade: je kunt een kind van Mij worden; je kunt genade krijgen.” Het is jammer dat die waarde van de doop in het interview wordt versmald tot „een grote verantwoordelijkheid” voor de jongeren – en niet meer dan dat.
De bundel ”Als je nog jong bent…” geeft een dubbel gevoel: aan de ene kant is het goed die besproken thema’s te behandelen, anderzijds overheersen hier en daar waarschuwende woorden.
Boekgegevens
”Als je nog jong bent… Artikelen van en voor jongeren in de eindtijd”, J. M. van Wijk (red.); uitg. Gebr. Koster, Barneveld, 2016; ISBN 978 90 555 1851 7; 181 blz.; € 19,90.