Satans inblazing
Handelingen 5:3a
„Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij de Heilige Geest liegen zoudt…?”
De inblazing is alleen maar een aanzet of een voorstel, hetzij van de duivel, hetzij van een instrument van de duivel, geheel en al buiten ons. Dit kan bij ons geen zonde heten als er maar geen vermaak of inwilliging bijkomt. Dat zijn tekenen van zwakheid.
Indien wij die smerige en lasterlijke gedachten toelaten en hun gang laten gaan en die niet terstond verwerpen, geven wij daarmee toe dat die onze zonden zijn. Want hoewel de duivel er als het ware de vader van is, dan zou in dat geval ons hart er toch de moeder van zijn.
Satan vervulde eerst Ananias’ hart, om de Heilige Geest te liegen (Handelingen 5:3). Dat wil zeggen: hij verwekte dat wonderlijke misbaksel in Ananias’ hart. Maar door dat toe te stemmen, wordt Ananias ermee belast, als de moeder ervan, daar hij het in zijn hart zich voornam (vers 4).
Al is het dat satan die gedachte bij Judas in het hart gaf (Johannes 13:2), dan eigent toch zijn eigen geweten het zichzelf toe als z’n eigen daad (Mattheüs 27:4): „Ik heb gezondigd, verradende onschuldig bloed.”
Evenzo belijdt David, omdat hij aan de satan die hem ophitste om het volk te tellen gehoor gaf, dat die zonde van hemzelf was, zeggend (1 Kronieken 21:1-8): „Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb.”
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)