Humanitaire hulp vraagt om professionaliteit
De toenemende complexiteit van de wereldwijde hulpverlening vraagt om betrokken en professionele mensen. Dat is nodig om daadwerkelijk een verschil te kunnen maken in het leven van vluchtelingen en om recht te doen aan de steun van de donateurs, vinden Hans Valkenburg
en Otto Kamsteeg. Naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant van 30 maart over de hoge salarissen van sommige directeuren van charitatieve organisaties, de zogenaamde goede doelen, zijn er in de media diverse artikelen over dit onderwerp verschenen. In die berichtgeving ligt de nadruk op de hoogte van de beloningen.
Ook de christelijke goede doelen werden recent hierover bevraagd door het Nederlands Dagblad. De directiesalarissen blijken hier weliswaar aanzienlijk lager te liggen dan bij hun seculiere collega’s. Overigens wordt in deze discussie een belangrijk aspect over het hoofd gezien: de fundamentele keuze van hulporganisaties om met professionele medewerkers te werken, die een passende beloning voor hun werk verdienen. Het salaris van de directeur is immers niet het enige en ultieme criterium waarop een hulporganisatie afgerekend dient te worden. Er moet allereerst gekeken worden naar de aard van de activiteiten van een hulpverleningsorganisatie en vervolgens naar de manier waarop de donateursgelden worden besteed.
Rwanda
ZOA-Vluchtelingenzorg richt zich op hulpverlening aan vluchtelingen in gebieden die getroffen zijn door oorlog of rampen, of een combinatie hiervan. Zo werkt ZOA bijvoorbeeld al tien jaar in Rwanda, het land dat in 1994 zeer zwaar getroffen werd door de massaslachting onder Tutsi’s en gematigde Hutu’s. Verschrikkelijk gevolg: ruim 900.000 doden.
Je kunt je voorstellen dat hulp verlenen in een dergelijke postconflictsituatie een zeer complexe aangelegenheid is. Veel factoren zijn immers onberekenbaar en voortdurend in beweging. Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden, op basis van minimale informatie. Keuzes die mensenlevens raken en beïnvloeden.
Zo’n werkveld vraagt om professionele mensen. Mensen die willen werken onder dergelijke omstandigheden, maar vooral ook mensen die kúnnen werken onder zulke omstandigheden. Kortom, professionals die vakwerk leveren.
Een voorbeeld om aan te geven hoe dit in de praktijk uitwerkt. Om in het gehavende Liberia een zo goed mogelijk hulpprogramma voor vluchtelingen aan te bieden zijn ervaren mensen die voorheen in Rwanda werkzaam waren, ingezet bij het opstarten van het programma aldaar. Ruim 600 mensen van veel verschillende nationaliteiten werken wereldwijd voor ZOA in situaties als deze.
Hoofdkantoor
Het behoeft nauwelijks uitleg dat die vele vakmensen in het veld een professionele en slagvaardige organisatie achter zich nodig hebben. Een hoofdkantoor waarop men kan bouwen en terugvallen. Dat enerzijds in staat is om wereldwijd en uniform te opereren, maar dat anderzijds ook over de vaardigheid beschikt om uitgezonden medewerkers op maat te ondersteunen.
Het ontwikkelen en vasthouden van kennis op het gebied van humanitaire hulpverlening is daarbij bijvoorbeeld essentieel. Maar ook een goede financiële organisatie is van groot belang. Een complexe aangelegenheid, zeker als een organisatie in veel landen actief is. Zo’n organisatie moet dus met veel verschillende talen, culturen, gewoonten, collega-organisaties, overheden et cetera kunnen omgaan. Ook een hoofdkantoor vraagt dus om professionele mensen. Mensen met ervaring, die hun vak verstaan.
De hoge eisen die aan medewerkers gesteld worden, hebben tot logisch gevolg dat de salarissen van de mensen in het veld en op het hoofdkantoor passen bij de functievereisten. Dat is niet meer dan billijk. Aan de andere kant mag het salaris niet hét motief zijn om voor een hulporganisatie te werken. Op dat principe is de beloning ook gebaseerd.
Gemotiveerde achterban
Ten slotte: professionele hulpverleningsorganisaties hebben bovenal mensen nodig die in humanitaire hulpverlening geloven. Dat wordt bij ZOA gevraagd van de medewerkers, die bereid zijn hun comfortabele bestaan in Nederland op te geven voor een ongewis leven in Afrika of Azië.
Dat wordt ook gevraagd van de vrijwilligers en de donateurs die, biddend en werkend, samen met het personeel hier en elders in de wereld, handen en voeten willen geven aan een professionele organisatie. Omdat ze op een effectieve en efficiënte manier bij willen dragen aan een nieuwe kans voor vluchtelingen.
Professionaliteit wil dus allerminst zeggen dat de factoren betrokkenheid en motivatie niet van belang zijn. Integendeel. Pas als er sprake is van een gemotiveerde achterban en betrokken medewerkers, is de professionele hulpverleningsorganisatie af en kan zij haar werk succesvol blijven doen.
Dat is in het belang van de vluchtelingen én in het belang van de donateurs, die met hun euro een optimaal effect willen bereiken voor de mensen voor wie zij geven.
Hans Valkenburg is werkzaam voor ZOA-Vluchtelingenzorg Angola en is daarnaast freelance journalist; Otto Kamsteeg is hoofd fondsenwerving en voorlichting ZOA-Vluchtelingenzorg.