Segers: Bemoeienis Van der Steur met Kamerbrief bonnetjesaffaire opmerkelijk
DEN HAAG. Staatsrechtelijk nogal ongepast, een vergaande herschrijving, opmerkelijk. Met die stevige bewoordingen maakte CU-fractievoorzitter Segers maandagavond zijn ongenoegen kenbaar over de manier waarop minister Van der Steur in 2014 een concept-Kamerbrief van minister Opstelten heeft aangepast.
Opstelten schetste de Kamer in de brief wat hij had gedaan om het bonnetje van de zogeheten Teeven-deal boven water te krijgen. Conclusie was dat zelfs een extern onderzoek onder leiding van oud procureur-generaal H. A. van Brummen niet tot de vondst van het bonnetje had geleid.
Opstelten had maar liefst 29 conceptversies van de brief nodig, voordat het uiteindelijke exemplaar op 4 juni 2014 werd verstuurd, zo onthulde de onderzoekscommissie-Oosting II vorige week. Bekend werd verder dat Van der Steur de 25-ste conceptversie van commentaar voorzag.
Onder druk van CU en SP stuurde Van der Steur zijn wijzigingsvoorstellen maandagavond naar de Tweede Kamer. Door zijn toedoen werd de brief op onderdelen steviger van toon, zo blijkt daaruit. Wilde Opstelten de Kamer meedelen dat de door Van Brummen ondervraagden „geen zodanige herinneringen” aan de deal hadden dat ze onderbouwde uitspraken konden doen over de financiële details, Van der Steur stelde voor kortweg te spreken van „onvoldoende” herinneringen.
Van der Steur adviseerde Opstelten verder niet op te schrijven dat het onderzoek geen bevredigende uitkomst had voor de Tweede Kamer en hemzelf. Ook stelde hij de toenmalige minister voor de conceptbrief uit te breiden met de zinnen: „Ik heb alles in het werk gesteld om de feitelijke gang van zaken van destijds te achterhalen”, en: „ik verzeker u dat een maximale inspanning is gepleegd om de door u en mij gewenste duidelijkheid te verschaffen.”
„Het Kamerlid Van der Steur ontving in 2014 geen brief van de minister, hij kreeg er een van zichzelf”, zo luidt samengevat Segers’ vernietigende commentaar.