Blijf zo lang mogelijk kerk voor het hele volk
Kerk-zijn in de marge kenmerkt zich door priesterlijke bewogenheid; maar evenzeer door profetische betrokkenheid, stelt dr. A. J. Kunz.
De kerk is in Nederland in de marge geraakt. Vooral de Protestantse Kerk verliest jaarlijks duizenden leden. Het probleem gaat de kleinere kerken in de gereformeerde gezindte echter niet voorbij. In de storm van secularisatie bestaat immers geen comfortzone.
Deze realiteit dwingt tot een herbezinning op de leer aangaande de kerk. Prof. dr. Stefan Paas doet in zijn boek ”Vreemdelingen en priesters” een voorstel. Zijn betoog is leerzaam en heilzaam; er zijn echter ook vragen bij te stellen. Wie de leer aangaande de kerk verbouwt, moet wel de kosten overrekenen.
De boodschap van Paas is: wees nuchter en realistisch over de kerk. Het ”corpus christianum” is voorbij en het ziet er niet naar uit dat dit terugkomt. Het is zelfs de vraag of je daarnaar moet verlangen. In God geloven is altijd iets van een minderheid. Om die reden is Paas kritisch op kerkgroeimodellen. Ze klinken wel missionair, maar zijn in de praktijk demotiverend. Ze worden vooral ingegeven door een verlangen naar succes.
Ook een theocratisch geladen volkskerkbegrip wijst Paas af; kerk en natie vallen nu eenmaal niet samen. In plaats daarvan benadrukt hij de priesterlijke roeping van de kerk: ze is er ten dienste van God en tot heil van de wereld. De spannende vraag is dan wel hoe dit gestalte krijgt.
Invloed
Allereerst stel ik echter vast dat Paas een belangrijk punt maakt. Want komt veel treurnis over secularisatie niet voort uit een gevoel van verongelijktheid? Het is maar de vraag of de eer van God bovenaan staat; verlies van invloed en relevantie van de kerk doet op z’n minst mee. Wie Christus volgt, komt in deze wereld apart te staan. Onze kerken lopen echter niet over van vreemdelingschap. We staren ons misschien nog te veel blind op kerk-zijn in een christelijke cultuur. Wie de kerkgeschiedenis kent en de situatie van de kerk wereldwijd beziet, weet dat dit eerder uitzondering dan regel is.
Toch is er op dit punt nog veel ongelijktijdigheid. Niet overal zijn de gevolgen van de secularisatie immers even duidelijk zichtbaar. In Amsterdam kun je je ogen er niet voor dichtdoen; daar is de christelijke cultuur voorbij. In Katwijk kun je je ogen nog wel even sluiten; er is een relatief sterke kerkelijke betrokkenheid, de kerk staat zeker op het dorp nog midden in de samenleving, het college van B en W is geheel confessioneel van kleur. Maar inmiddels zijn er hele straten en wijken die sterk geseculariseerd zijn. Je ogen ervoor sluiten is levensgevaarlijk. De marge is blijkbaar dichterbij dan we denken.
Over de vraag naar de marginalisering van de kerk in de samenleving is veel te doen. Zo benadrukken dr. A. van de Beek en dr. W. Dekker dat er hierbij sprake is van een oordeel van God; de kerk is in ballingschap. Tegen een oordeel valt niet te vechten, je moet eronder buigen.
Ook Paas vergelijkt de kerkelijke situatie anno 2016 met de ballingschap van de Judeeërs in Babel. Hij benadrukt echter dat die periode niet alleen een tijd van oordeel was, maar ook van het bewaren van de identiteit in een vreemde cultuur en een hernieuwde oriëntatie: als vreemdelingen waren de Judeeërs ook priesters in hun omgeving, bijvoorbeeld in het zoeken van de vrede voor Babel (Jeremia 29).
De gedachte van het oordeel vindt Paas vooral terug bij degenen die in de volkskerk staan. Deze was zo met het volk vergroeid dat de secularisatie tot een diepe crisis leidt. Er zijn echter genoeg christenen die al langer gemarginaliseerd zijn; ook jongeren ervaren het veel minder als een oordeel dat de kerk aan de rand van de samenleving staat. Christenen in de volkskerk moeten andere christenen niet opzadelen met de gedachte dat de ballingschap een oordeel is. Het is immers ook een tijd van een nieuwe roeping, aldus Paas. Nieuwtestamentisch verbindt hij dit vooral met de eerste Petrusbrief: christenen zijn vreemdelingen en priesters. Ze staan weliswaar apart in deze wereld, maar ze zijn geroepen tot priesterlijke dienst aan God en in deze wereld. Het is nuttig om onze kerkvisie aan de gedachten van Paas te schuren.
Vragen
Bij alle waardering roept het betoog van Paas in elk geval twee vragen op. Allereerst de vraag naar de verhouding van kerk en volk. Die twee vallen niet samen; dat is trouwens nooit het geval geweest. Maar de theocratische gedachte achter de volkskerk is hoogst actueel. Het gaat hier niet om een politieke theocratie, maar om de belijdenis dat Christus Koning is. In dat opzicht is de volkskerk vooral een kerk voor het volk, in plaats van een kerk van het volk. Wie in de volkskerk staat, wil zo lang mogelijk kerk voor het volk blijven; in het geloof dat de Heere Zijn verbond door de geslachten heen opricht en in het besef dat Zijn armslag breed is. Dat heeft niets te maken met dopen met de brandslang, maar wel met een visie op het verbond waarbij kerk en volk op elkaar betrokken zijn. Zolang God dit nog laat, dat wel.
De tweede vraag betreft de priesterkerk zelf. Als Paas de plaats van de kerk in deze wereld beschrijft, komt hij tot de kerk als een representatieve gemeenschap. Je gaat naar de kerk, ook voor je kinderen die niet meer gaan. Je bidt voor mensen die zelf niet meer bidden. Dit stelt overigens hoge eisen aan de kerkganger: want ben ik zelf werkelijk een priester en vreemdeling? Leef ik zelf van genade? Die vragen mogen sterkere nadruk krijgen.
Waar het me nu om gaat, is het punt van de representatie. Het is een waardevolle gedachte: mensen die aan hun buren of het stadsbestuur vragen of ze voor hen kunnen bidden; mensen die de schuld van de wereld, van hun buurt en familie voor God brengen in de dienst van de verzoening. Representatie kan persoonlijke presentie van mensen voor Gods aangezicht echter niet vervangen. Dat bedoelt Paas ook niet te zeggen; hij wil representatie niet uitspelen tegen evangelisatie en bekering. Maar dit betekent dan toch opnieuw dat we erover moeten nadenken hoe we mensen in een seculiere context met het Evangelie kunnen bereiken. En: hoe Gods heilzame geboden ook buiten de kerk bekend blijven of worden. Blijkbaar heeft de priester toch de profeet nodig.
Kerk-zijn in de marge kenmerkt zich door priesterlijke bewogenheid; maar evenzeer door profetische betrokkenheid. En door het geloof dat Christus Koning is. Hij staat niet in de marge, maar Hij heeft alle macht, in hemel en op aarde.
De auteur is als docent verbonden aan Driestar hogeschool. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die hij donderdag verzorgde op de predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond.