Opinie

Commentaar: Kamer moet zich goed beraden op toekomst ministerie V en J

Opluchting en ontgoocheling strijden om voorrang bij degenen die deze woensdag kennis namen van het rapport van de onderzoekscommissie- Oosting II over de Teevenaffaire. Opluchting, omdat Oosting geen doofpotaffaire bij het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft kunnen vaststellen. Niet kan worden aangetoond dat de top van het departement de waarheid bewust heeft toegedekt. Ontgoocheling, omdat de zoektocht naar bewaard gebleven financiële gegevens rond de Teevendeal buitengewoon klungelig blijkt te zijn verlopen. Oosting schrijft dat niet zozeer toe aan onwil van de verantwoordelijke topambtenaren, alswel aan hun onkunde en hun onderlinge animositeit.

Hoofdredactioneel commentaar
25 May 2016 14:59Gewijzigd op 16 November 2020 03:46
Oosting. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
Oosting. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

Over die conclusie is het laatste woord nog niet gezegd. Oosting dist namelijk niet alleen voorbeelden op waaruit inderdaad blijkt dat de toenmalige secretaris-generaal van het departement, hoogste ambtenaar en rechterhand van de minister, niet tegen zijn taak was opgewassen. Uit zijn rapport blijkt tegelijkertijd dat ondergeschikten de secretaris-generaal wel degelijk cruciale informatie hebben verstrekt waaruit deze had kunnen afleiden dat de oude computerbestanden waar driftig naar werd gezocht nog te vinden waren. Deze informatie heeft minister Opstelten nooit bereikt; iets wat vorig jaar maart tot diens aftreden heeft geleid.

Of het laten stagneren van deze informatiestroom echt onder de noemer van onkunde valt te scharen, staat nog te bezien. Oosting heeft niet kunnen concluderen dat de secretaris-generaal moedwillig gegevens verzweeg, omdat hij betrokkenen niet onder ede heeft kunnen horen. Een definitief oordeel moet dus worden opgeschort, in afwachting van de vraag of de Kamer alsnog zo’n nog diepgaander onderzoek wil.

Diezelfde Tweede Kamer staat in elk geval opnieuw voor de vraag wat er moet gebeuren om van het geplaagde ministerie weer een slagvaardige en soepele organisatie te maken. In dat kader pleiten diverse partijen voor afslanking. Zij willen dat de verantwoordelijkheid voor de politie, net als voor 2010, weer bij het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt belegd. Twijfelachtig is echter of zo’n ingreep het ei van Columbus zal blijken te zijn. Oosting stelt immers nergens dat de grootte of de taakzwaarte van het ministerie als zodanig de waarheidsvinding rond de Teevendeal belemmerden. Er was geen bestuurskracht omdat het departement werd aangestuurd door topambtenaren die weigerden doortastend op te treden, langs elkaar heenwerkten en op cruciale momenten wegkeken.

Niet onvermeld mag blijven dat deze ambtenaren die Oosting als hoofdschuldigen aan dit debacle aanwijst, niet meer bij het ministerie werkzaam zijn. Ook belangrijk is dat een nieuwe secretaris-generaal alweer enkele maanden werkt aan het verbeteren van de communicatiecultuur en -structuur op het departement.

In plaats van het ministerie nu maar snel te ontvlechten, zal de Kamer dus op zijn minst moeten overwegen of het toch geen aanbeveling verdient de nieuwe top nog enig respijt te geven. Daarbij geldt in elk geval: haastige spoed is zelden goed.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer