„Aanlandplicht wordt enorme kostenpost voor Europese vissers”
BRUSSEL. De aanlandplicht wordt voor allerlei Europese vissers een enorme kostenpost. Dat bleek dinsdag tijdens een bijeenkomst in Brussel, die belegd was door Europarlementariër Van Dalen (ChristenUnie-SGP).
De aanlandplicht is een maatregel uit het Europees visserijbeleid, die sinds begin 2015 stapsgewijs wordt ingevoerd. Uiteindelijk moeten de vissers alle vis die ze in hun netten aan boord halen, meebrengen naar de haven, dus ook de zogeheten bijvangst: jonge vis en onverkoopbare soorten die nu nog teruggegooid worden in zee.
Op de bijeenkomst presenteerden wetenschappers en vertegenwoordigers van de visserijsector uit het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Spanje en Nederland onderzoeken naar de economische gevolgen van de aanlandplicht. Van Dalen: „Bij het vaststellen van het visserijbeleid is daar nauwelijks naar gekeken.”
Jurgen Batsleer, wetenschapper in dienst van de Nederlandse organisatie van kottervissers VisNed, vertelde dat de kotters gemiddeld twee man extra personeel aan boord nodig hebben om alle vis te sorteren. Verder verwacht hij dat 40 procent van de schepen vroegtijdig naar huis moet varen omdat het ruim vol zit. De Nederlandse visserij heeft de extra kosten door de aanlandplicht berekend op 25 miljoen euro per jaar. Van Dalen: „Dat komt neer op 10 procent van de omzet van de kottervloot.”
De Britse econoom Hazel Curtis legde de vinger bij de zogeheten choke species (verstikkende soorten). Dit betekent dat de visserij op een uit economisch oogpunt belangrijke vissoorten kan worden stilgelegd, als het quotum voor een bijvangstsoort is opgevist. Engelse vissers vrezen dat ze daardoor al uiterlijk in maart de visserij op Noorse kreeft moeten beëindigen. De Deense hoogleraar Peder Andersen van de Universiteit van Kopenhagen verwacht dat de choke species de komende jaren hét probleem zullen worden.