Cultuur & boeken

Het Evangelie in het hol van de leeuw

Titel:

Ben Tramper
7 April 2004 14:01Gewijzigd op 14 November 2020 01:07

”Hendrik van Zutphen, prior-reformator-martelaar”
Auteur: H. A. van Duinen
Uitgeverij: Blassekijn, Bleskensgraaf, 2004
ISBN 90 77234 09 8
Pagina’s: 88
Prijs: € 7,95. Hij deinsde er niet voor terug het hol van de leeuw binnen te treden om zielen te winnen voor zijn Meester. Uiteindelijk moest de Nederlandse prior Hendrik van Zutphen, vriend van Maarten Luther en Philippus Melanchton, zijn drang om de kerk van binnenuit te reformeren met de marteldood bekopen. Maar zijn heengaan was niet tot verlies, maar tot winst, schreef Luther niet veel later in een troostbrief.

Over de Augustijner monnik Hendrik van Zutphen (1489-1524) verscheen onlangs een beknopte, maar boeiende studie van de hand van amateur-historicus H. A. van Duinen. Tot voor kort was over Van Zutphen weinig meer bekend dan dat hij aan het begin van de Reformatie, omstreeks 1520, prior was van het Augustijner klooster te Dordrecht en dat hij zijn leven moest offeren voor de leer van de rechtvaardiging door het geloof.

Vaak wordt Van Zutphen gekenschetst als de man die in de Nederlanden een eerste stoot tot Reformatie gaf, maar die gedachte berust op een stukje mythevorming en wordt door Van Duinen al aan het begin van zijn boekje ontzenuwd. Dat neemt niet weg dat de betekenis van Van Zutphen voor de hervorming van de kerk groot is, weliswaar niet zozeer in Dordrecht als wel in Antwerpen, Bremen en het land van Dithmarschen.

Standvastig
Hoewel Van Zutphen in 1520 weet dat de kerkelijke autoriteiten het op zijn leven hebben gemunt, vertrekt hij toch naar het onveilige Meldorf, een kleine plaats in Noord-Duitsland. Vrienden van hem smeken het niet te doen en zijn positie in Bremen, waar het stadsbestuur hem bescherming had beloofd, niet te verlaten. Maar de Augustijner geestelijke is vastberaden. Een pastoor uit Meldorf heeft hem uitgenodigd te komen en daarin ziet hij een roeping van ’s hemelswege.

Met vrijmoedigheid begeeft Van Zutphen zich naar het noorden des lands, waar de boodschap van het Evangelie royaal ingang vindt. Hij snijdt er belangrijke thema’s aan: over de aflaat, de toerekening van de verdiensten van heiligen, het priesterschap van Christus, het verdragen van de zwakken in het geloof en de noodzaak van eenheid. De parochianen nemen de leer met vreugde aan.

Maar de rooms-katholieken zitten niet stil. Samen met de boeren bedenken enkele geestelijken het plan om Van Zutphen in de nacht van 9 op 10 december te overvallen tijdens zijn slaap; de ketter ’verblijft’ in de woning van de pastoor van Meldorf. Met geweld dringt een bende de pastorie binnen. Van Zutphen wordt uit bed gelicht en krijgt rake klappen. Urenlang wordt hij mishandeld en vernederd.

’s Ochtends wordt een chaotisch overleg gevoerd over wat er met de geestelijke moet gebeuren. Dronken boeren schreeuwen dat hij in het vuur moet. „Dan zullen wij vandaag van God en mensen eer ontvangen. Hoe langer we hem laten leven, des te langer leven we met zijn ketterijen. Wat baat lang overleg? Hij moet toch sterven.”

Al spoedig wordt de daad bij het woord gevoegd. Als Van Zutphen de brandstapel betreedt, begint een vrouw te wenen. „Goede vrouw”, zegt de geestelijke tegen haar, „ween niet over mij, want het is Gods wil.” Tegenover zijn vijanden toont Van Zutphen mededogen. „Heere, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Uw naam alleen is heilig, hemelse Vader.” Uiteindelijk sterft hij een vreselijke marteldood. Maar te midden van alle leed houdt Van Zutphen het oog omhooggericht. Genade maakt hem standvastig.

Scheuringen
De reacties op de dood van de godsgezant zijn verschillend. „Hendrik van Zutphen, een afvallig mens, een onnut en verderfelijk man, die allerlei lastertaal uitkraamde, eerst in Antwerpen en Bremen en ten laatste in Meldorf, is eindelijk voor zijn verbroken gelofte, zijn ontrouw en zijn meineed door een godsgericht getroffen”, aldus Johannes Cochleüs, een onvermoeibare tegenstander van de lutherse leer.

Een vriend van Van Zutphen, Jacob Probst, reageert met diepe verslagenheid. „Mijn ziel is beangst en mijn geest roept tot God. Ik heb geen rust. Ach, dat ik maar een druppel van zulk een trouw en standvastigheid had bezeten, dan zou ik heden zeker in Christus rusten, terwijl ik mij nu in ellende, droefheid en zonde wentel.”

Van Maarten Luther zelf is ook een uitvoerige reactie op het overlijdensbericht bewaard. In een zogenaamde troostbrief schrijft hij over mannen als Van Zutphen: „Zij ook zijn het die het Woord van God tegenover de onreine lasteraars, de nieuwe valse profeten, die thans overal opstaan en scheuringen verwekken, rein en zuiver zullen handhaven. Want zonder twijfel laat God hen in deze tijd, waarin zoveel dwalingen en sekten opkomen, uit genade sterven en hun bloed vergieten, om ons te waarschuwen en door hen te getuigen dat de leer die zij verkondigd en gehandhaafd hebben, waarvoor zij gestorven zijn en met hun martelaarschap getuigenis hebben afgelegd, de rechte leer is.”

Vrucht uit het lijden
En wat zegt Luther over degenen die martelaarsbloed aan hun handen hebben? Voegt hij hun allerlei verwensingen toe? „Het is veel meer nodig over hen te wenen en te klagen dan over de zalige Hendrik, en voor hen te bidden dat niet alleen zij, maar het gehele Dithmarsche land bekeerd worde en tot kennis der waarheid kome. En het is een troost te kunnen hopen dat dit als vrucht uit het lijden van Hendrik zal voortkomen, vooral omdat reeds velen in dat land verlangend zijn naar het Evangelie.”

De inhoud van dit boekje maakt indruk. De stijl waarin het is geschreven, kan soepeler.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer