Minder behoefte aan refozorg
De behoefte aan identiteitsgebonden zorg in de gereformeerde gezindte is lager dan op basis van eerdere onderzoeken werd aangenomen.
Dat blijkt uit het onderzoek ”Vraagpeiling christelijke zorg”, dat het onderzoeksbureau TNS NIPO dinsdag presenteerde. Het bureau voerde het onderzoek uit in opdracht van Focaris, de belangenvereniging voor zorgaanbieders in de gereformeerde gezindte.
Uit het onderzoek blijkt dat 62 procent van alle gereformeerde zorgvragers zorg van een algemene instelling ontvangt. Slechts 38 procent krijgt zorg vanuit een christelijke instelling. De belangrijkste reden hiervoor is dat zij in hun omgeving niet over een christelijke instelling beschikken. Onder omgeving verstaan zij overigens slechts een beperkt geografisch gebied.
In 2001 stelde het NIPO nog vast dat 93 procent van de achterban van SGP en ChristenUnie de voorkeur gaf aan zorgverlening door een christelijke instelling. Overigens werd ook in dat onderzoek al vastgesteld dat mensen uit de gereformeerde gezindte graag niet te ver willen rijden voor zorgverlening en die dus bij voorkeur in de eigen regio zoeken.
De nieuwe uitkomst is van belang omdat nu blijkt dat gereformeerde zorgaanbieders zich dicht bij hun zorgvragers moeten vestigen. Bovendien lijkt de eerder gesignaleerde zorgkloof kleiner dan gedacht. Het in 2000 gepresenteerde rapport Zicht op Zorg berekende deze op 3,5 procent: 4,5 procent van de Nederlandse bevolking behoort tot de gereformeerde gezindte, terwijl de gereformeerde en reformatorische zorg slechts 1 procent van het totale zorgaanbod voor zijn rekening neemt.
Uit het huidige onderzoek blijkt dat de zorgkloof bij gereformeerden vijf keer zo klein is dan eerder werd aangenomen: die bedraagt -gerelateerd aan de totale zorgvraag van de Nederlandse bevolking- niet 3,5 maar 0,7 procent. Als 38 procent van 4,5 procent van de bevolking gereformeerde zorg wil, dan is er behoefte aan 1,7 procent gereformeerd zorgaanbod, terwijl momenteel slechts 1 procent wordt geboden. Het gat dat gaapt tussen aanbod en vraag van gereformeerde zorg zou slechts 0,7 procent zijn.
Met name christelijke instellingen op het gebied van psychosociale zorg, geestelijke gezondheidszorg, thuis-, jeugd- en gehandicaptenzorg slagen er, zo concludeerden de onderzoekers, minder goed in de eigen achterban aan zich te binden dan die op het terrein van verzorging en verpleging.
Z. B. Nitrauw, voorzitter van Focaris, bestreed echter dat de eerste groep instellingen het minder goed zouden doen. „Gevoelens van gêne spelen in de psychosociale zorg een belangrijke rol. Een predikant die het niet rooit in zijn gezin kiest liever voor de anonimiteit van een algemene instelling. Verder is een verwijzing in die tak van de gezondheidszorg iets anders dan een verwijzing in de verzorging. De eerste vindt vaak hals over kop plaats, voor de tweede kun je rustig de tijd nemen.”
Directeur J. van Eijsden van verpleeghuis De Wijngaard in Bosch en Duin, toonde zich over dat laatste punt niet gerust. Volgens hem vertekent het onderzoek alle (positieve) resultaten van de sector verpleging en verzorging. „Een belangrijk deel van de vragenlijsten is ingevuld door naaste verwanten, zoals kinderen. Dat kan een vertekening geven. Als uit het onderzoek blijkt dat de reistijd naar een verpleegtehuis als minstens zo belangrijk wordt ervaren dan de identiteit ervan weerspiegelt dat niet zozeer de opvatting van de zorgaanvragers zelf als die van hun kinderen.”
Tijdig overleg, vóór het moment waarop ouders op verzorging raken aangewezen, is dan ook geboden, aldus Van Eijsden. „Anders kan het gebeuren dat je je vader tijdens een bezoek in carnavalstijd met een feesthoedje op aantreft in zijn stoel. Als je dan tegen de verzorging zegt dat zo’n man dat van huis uit niet gewend is, ben je te laat.”
Het onderzoek wees ook uit dat het aantal pastorale contacten bij degenen die zorg ontvangen vanuit een algemene instelling lager is. Opvallend genoeg vindt deze groep de geringere pastorale ondersteuning toch ruimschoots voldoende om het in de algemene instelling goed naar hun zin te hebben.