Opinie

Gewone kerkelijke gemeente heeft de toekomst

Kerk-zijn in de toekomst is niet voorbehouden aan allerlei bijzondere missionaire initiatieven. Iedere bestaande gemeente heeft perspectief, betoogt prof. dr. Henk de Roest.

prof. dr. Henk de Roest
6 May 2016 15:43Gewijzigd op 16 November 2020 03:22
beeld iStock
beeld iStock

De opleiding tot gemeentepredikant van de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam en vooral ook in Groningen (in samenwerking met de RUG) verwelkomt ieder jaar weer meer nieuwe studenten. Ze kiezen na de middelbare school of na studie in een ander vakgebied voor een voluit academisch-kerkelijk-theologische opleiding.

Er is onder de nieuwe studenten in het geheel geen sprake van een mineurstemming, integendeel. Het beroep van predikant in een plaatselijke wijk- of dorpsgemeente blijft jonge mensen aanspreken. Je zou denken dat er van een krimpende kerk met minder ambtsdragers, minder leden, minder geld, minder kerkgebouwen, geen aantrekkingskracht uitgaat. Jonge mensen kennen deze situatie echter al jaren en het deert hen in het geheel niet. Ze willen hun gaven, geloof en bezieling voluit inzetten voor wat zij zien als een kostbare gemeenschap: de lokale kerk. Ze zijn, bij alle vragen die ze hebben, allereerst dankbaar en verwonderd dat er überhaupt een gemeente van Jezus Christus is. Ze zijn zeer geïnteresseerd in pionieren en in nieuwe vormen van kerk-zijn, maar zien ook de betekenis van bestaande gemeente en het belang daarvan.

Huisgemeente

De predikanten van de komende jaren representeren daarmee naar mijn inzicht een veelbelovende visie op het lokale kerk-zijn. Daarin wordt niet zorgelijk geklaagd over verlies of gesteld dat het allemaal geheel anders moet in de gemeente. Het uitgangspunt wordt genomen in de werkelijke situatie en in het eigen zelfverstaan. Het begin van elke christelijke geloofsgemeenschap zien zij in de verwondering om wat mensen in de relatie tot Christus, de Heer van de kerk, wordt geschonken en wat zij in deze relatie ontdekken, ervaren en leren. Dat mensen zich Zijn eigendom mogen weten, dat is het wonder!

Deze visie sluit denk ik aan bij de brieven in het Nieuwe Testament. Een gemeente bestaat in het prille begin van het christendom uit maximaal veertig mensen, in verbondenheid met andere gemeenten van ongeveer dezelfde omvang. Voor een gemeente van deze omvang geldt inderdaad: als één lid lijdt, lijden alle leden mee, en als één lid vreugde ontvangt, delen allen daarin. Als ik Paulus samenvat, lijkt hij te zeggen: „Jullie, klein groepje mensen dat bij Junia of Prisca en Aquila aan huis gemeente vormt, jullie stellen in de ogen van jullie cultuur niets voor, maar jullie zijn geroepenen, jullie zijn geliefden, jullie zijn rechtvaardigen, jullie zijn heiligen, doordat je opgenomen bent in een uniek en bezielend verband.”

Telefooncirkel

Nemen wij de huidige tijd als ons uitgangspunt, dan heeft dit grote gevolgen voor de waardering van iedere bestaande gemeente, nu en in de toekomst. Bestaat een gemeente alleen uit ouderen, dan is deze niet deficiënt. Zij is een door God geliefde gemeenschap. Zij kan missionair zijn ván en vóór ouderen. Haar ”doelgroep” is er al!

Ouderen zullen er altijd zijn, sterker nog, er komen er steeds meer als we de veranderende bevolkingspiramide mogen geloven. Deze gemeente waardeert hoe er onderlinge zorg en ondersteuning wordt gegeven. Een gemeentelid van 90 jaar zou bijvoorbeeld in de avonduren de spil, de centrale ”hub” van een telefooncirkel kunnen zijn. Zij kan met al haar ervaring en levenswijsheid heel goed luisteren en verbinden. Deze gemeente waardeert ook hoe ze samen, bijvoorbeeld in leesgroepen, elkaar ondersteunen en van elkaar leren.

Geen ondergangsstemming

Er is echter in onze tijd nog iets aan de hand, en ook dat ziet een nieuwe generatie theologiestudenten. God is volop aan het werk. Een lokale gemeente doet er dan ook goed aan om samen te bespreken waar in haar omgeving (dorp/stad) haar door God gegeven roeping ligt. Ze moet geen heil zoeken in onhaalbare modellen voor kerk-zijn. Opnieuw, juist vanuit het geheim van het geloof, vanwege haar roeping, hoeft zij zich niet te laten meeslepen in een deprimerende ondergangsstemming.

Wanneer de kerk haar uitgangspunt neemt in het bestaande, betekent dit ook dat pastoraat (ook bij 80-jarigen op hun verjaardag), kerkdiensten, begrafenissen, huwelijken, maar ook diaconale maaltijden (elke week), gezien kunnen worden als de kern van de plaatselijke gemeente. Daarin leeft de gemeente, daarin is zij missionair.

Is dat voldoende voor haar voortbestaan? Nee, levend geloof is daarvoor een voorwaarde. Daarnaast is verder belangrijk dat kerkmensen andere mensen uitnodigen om aan het leven van de gemeente deel te nemen. Mensen nemen mensen mee. Zo is het vanaf het prilste begin van de kerk gegaan. Het impliceert dat mensen aan andere mensen het verhaal vertellen van hun geloofservaringen en van het leven van hun geloofsgemeenschap. Dat zij getuige zijn in het alledaagse leven, in hun eigen omgeving.

Van ambtsdragers vraagt dit vooral om gelegenheden (tijd en plaats/ruimte) te creëren voor geloofsgesprek, om de relevantie van geloof en kerk voor het alledaagse leven te verhelderen en om de gemeenteleden toe te rusten tot getuige-zijn.

Schat

Ten slotte, in onze tijd zijn mensen in sommige levensfasen niet zo bezig met geloof, in een bepaalde fase neemt de interesse toe, daarna ebt de belangstelling wellicht weg, om mogelijk aan het einde van het leven weer terug te keren. Zoals in het lied ”De kerke” van Daniël Lohues: „Der zit kwa kerk wat dwars bij mij.” Hij komt er niet helemaal los van. Het is dan ook mogelijk dat iemand die zichzelf agnost noemt en geen jaren een kerk vanbinnen heeft gezien, diep getroffen wordt door een gezamenlijk gezongen liedregel die wel voor haar bestemd leek te zijn. Zij ontdekt een schat voor haar ziel. Zo kan het gaan wanneer een geloofsgemeenschap een levende, bezielde gemeente is.

In dat leven mag wat mij betreft de komende jaren –ook financieel!– flink worden geïnvesteerd. Het geld is er. De gemeenteleden én de predikantsopleiding zijn er klaar voor.

De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer