Commentaar: de robot de baas
In een Duitse fabriek van VW werd vorig jaar een werknemer geplet door een robot. De 21-jarige technicus was het apparaat juist aan het installeren, toen de robot hem eerst hard op de borst raakte en daarna tegen een metalen plaat drukte, met uiteindelijk de dood als gevolg. Het voorval toont, in een extreme mate, hoe de opmars van robots op de werkvloer werknemers ernstig in hun functioneren kan bedreigen. Dat politici de laatste tijd druk doende zijn een visie te ontwikkelingen op de „robotisering”van de samenleving, is daarom goed te begrijpen.
De vraag die beleidsmakers echter vooral bezighoudt, is of robots straks massaal „onze banen gaan inpikken.” Want hoewel we enkele jaren geleden nog werden overspoeld met rapporten waarin gewaarschuwd werd voor nijpende tekorten op de arbeidsmarkt, verschenen er de laatste jaren studies die suggereren dat robots (en andere machines) binnen twintig jaar weleens de helft van de huidige banen van werknemers kunnen verdringen. Niet alleen lager en middelbaar opgeleid personeel moet vrezen dat een robot straks het werk goedkoper en beter kan, ook hoger opgeleiden mogen voor hun baan vrezen nu machines in rap tempo slimmer en vernuftiger worden.
Tegenover die wat angstige benadering staat de mening van techno-optimisten, die stellen dat technologische ontwikkeling in het verleden behalve tot de vernietiging van banen altijd óók heeft geleid tot nieuwe banen. Dat de zoon van de lantaarnopsteker die in 1957 in Haarlem voor het laatst het licht aandeed, nu misschien wel zijn brood verdient met het maken van apps voor smartphones. En dat door alle vindingen de welvaart van burgers voortdurend is vergroot.
Hoewel ervaringen uit het verleden geen garanties bieden voor de toekomst, is de vraag inderdaad gerechtvaardigd waarom het deze keer anders zou verlopen. Belangrijker is echter dat het verleden óók heeft geleerd dat al die nieuwe banen vaak niet gelijktijdig ontstaan met het verdwijnen van de oude banen. Hoewel robotisering kansen biedt voor groei en productiviteitsverhoging is daarom een actieve rol van de overheid gewenst om een transitie naar een ‘robotsamenleving’ in goede banen te leiden en oog te hebben voor wie achterblijft. Alle Kamerleden met wie minister Asscher (Sociale Zaken) vorige week om tafel zat om over robotisering te spreken, lijken dit te onderschrijven. Sommige partijen willen de rol voor de overheid echter ook wel weer héél groot maken, door –terwijl de toekomst onzeker is– nu al op te roepen tot ‘robotbelastingen’ of een basisinkomen voor álle Nederlanders, of ze nu werken of niet. Primair hebben werknemers (en hun werkgevers) echter zelf de taak om zich voor te bereiden op de arbeidsmarkt van de toekomst, waarop verandering de enige constante lijkt. Door permanente scholing kunnen werknemers hun weerbaarheid en zelfredzaam versterken, wat de kans vergroot dat zij de komende jaren niet lijdzaam hoeven toe te zien hoe technologie hen steeds overbodiger maakt, maar men met de juiste kennis en vaardigheden ondervindt dat robots ook vóór werknemers kunnen werken in plaats van alleen tegen hen. Zodat iedereen de robot de baas blijft.