Indonesische president Joko Widodo wordt zwak bestuur verweten.
Van de Indonesische president Joko Widodo, die donderdag in Nederland was, wordt wel gezegd dat hij te zwak is. De rigoureuze decentralisatie in zijn land maakt een sterke hand hard nodig.
De diversiteit in het land van president Joko Widodo –in de volksmond ”Jokowi” genoemd– neemt bizarre vormen aan. Terwijl in het westen van het land, in de provincie Atjeh, burgers stokslagen krijgen als ze zich niet gedragen volgens de islamitische shariawetgeving, gaan Indonesiërs en toeristen op het eiland Bali –een heel eind oostelijker– zich te buiten aan losbandig gedrag zonder dat iemand zich daar wat van aantrekt.
Duizelingwekkend zijn verder de getallen die de variatie op de archipel ook weergeven. In een essay in Foreign Affairs gaf de Indonesiëkenner Elizabeth Pisani twee jaar geleden enkele getallen door. „Het land telt 250 miljoen zielen, heeft 7000 bewoonde eilanden, 300 etnische bevolkingsgroepen en 700 afzonderlijke talen.”
Pisani’s bijdrage heeft als titel “Indonesia in Pieces” (Indonesië in stukken), en dat heeft ze er niet voor niets boven gezet. Nadat dictator Suharto het veld moest ruimen in 1998 is er een ongekend decentralisatieproces in gang gezet, waardoor het zwaartepunt van de macht op tal van terreinen niet meer in Jakarta, maar in de districten ligt.
Dat was onder Suharto heel anders. Toen werd die enorme lappendeken bijeengehouden door twee geüniformeerde ‘legers’, aldus Pisani: een echt leger (de strijdkrachten) en een enorm leger van ambtenaren. Beide bolwerken werden vrijwel geheel bemand door Javanen, wonend op het eiland dat slechts 7 procent van het Indonesische areaal uitmaakt, maar waar wel 60 procent van de totale bevolking leeft.
Met de natuurlijke rijkdommen van de archipel was (en is) het precies andersom: in vrijwel alle hoeken van de archipel zijn grote voorraden nikkel, koper en goud te vinden, of zitten er olie en gas in de bodem. Bewoners uit alle uithoeken van Indonesië klaagden erover dat president Suharto en zijn bestuurlijke en militaire kliek zich aan rijkdommen toe-eigenden wat hún toebehoorde.
Dat moest anders, maar hoe? Het gevaar van afsplitsing van onrustige provincies als Atjeh, Papoea en –wie weet– de Molukken lag op de loer. Suharto’s opvolger Habibie dacht een slimme uitweg te hebben gevonden door niet die eigenzinnige provinciebesturen belastinggeld te gunnen, maar de bestuurslagen daaronder: de districten. Die waren toch niet sterk genoeg om zich los te maken van de natie. En zo gebeurde. Pisani: „In de periode 1999 tot 2001 veranderde een van de meest gecentraliseerde landen ter wereld in een van de meest gedecentraliseerde.”
Begin 2001 droeg Jakarta tal van overheidsdiensten over aan de districten. Dat waren er op dat moment zo’n 300 en de enige ervaring die zij met besturen hadden, was jaknikken: het gewillig opvolgen van bevelen uit Jakarta. Overigens hield het centraal gezag in Jakarta defensie, fiscaal beleid, buitenlandse zaken, religie en macro-economisch beleid.
Financieel ging er onder Habibie ook veel veranderen: de belastinginning bleef in handen van Jakarta, maar die verdeelde het geld vervolgens onder de districten en provincies. Pisani zag in 2014 27 miljard dollar naar de districten gaan en 3 miljard naar de provincies. Daarmee werden voor de meeste Indonesiërs niet het staatshoofd, maar het districtshoofd de belangrijkste autoriteit. Die lokale autoriteit is ook beter te benaderen dan de president in het verre Jakarta. Daarom loont het de moeite om voor je klacht of probleem de straat op te gaan en amok te maken.
Intussen proberen lokale machthebbers uit deze decentralisatie een slaatje te slaan door zo veel mogelijk nieuwe districten te creëren. Sinds het vertrek van Suharto kwamen er tien provincies bij (onder het motto ”verdeel en heers” werden provincies als Papoea nog meer lamgelegd); het aantal districten nam toe met maar liefst 70 procent. Hoeveel districten er in totaal zijn? Het moet rond de 500 liggen.
Mét de decentralisatie van de macht werd de verkiezing van districtshoofden belangrijk. Sinds 2005 mag de lokale bevolking die hoofden om de vijf jaar kiezen, en daartoe worden door de kandidaten peperdure verkiezingscampagnes gehouden. Kandidaten schrapen hun fondsen bij elkaar met giften van mensen, van bedrijven en van iedereen die als tegenprestatie een baantje wil, of een contract, een vergunning of aanpassing van een wet. De gevolgen van deze ”voor-wat-hoort-watpraktijken” (lees: grootschalige corruptie) zijn funest. Zo wordt illegale houtkap nauwelijks meer bedwongen omdat een districtshoofd het met kapbedrijven en met de politie op een akkoordje heeft gegooid. Verder kijken de meeste districten als het om investeringen gaat, meestal niet verder dan hun eigen regio groot is en vaak denken ze in korte termijnen. Langetermijninvesteringen die echt hout snijden, blijven achterwege.
Wat Indonesië nodig heeft is samenhangend, centraal uitgedacht beleid en dat kan enkel uit Jakarta komen, is Pisani’s conclusie. Decentralisatie bevat een paradox: alleen sterk centraal leiderschap kan het goed laten functioneren.
”Jokowi” komt zijn beloften niet na
Redactie buitenland
JAKARTA. Teleurstelling overheerst de gevoelens van progressief Indonesië als het om de prestaties van president Joko Widodo gaat. Logisch, want bij zijn aantreden in 2014 beloofde hij veel.
Het Indonesische tijdschrift Inside Indonesia besteedde eerder deze maand een special aan ’s lands staatshoofd, de 54-jarige Joko Widodo, die in de volksmond met ”Jokowi” wordt aangeduid. De vroegere meubelfabrikant en gouverneur van Jakarta zou zijn verkiezingsbeloften niet nakomen waarin hij nadrukkelijk toezegde de schending van mensenrechten in het verleden te laten onderzoeken.
Jokowi was ook nog eens iemand die bij zijn aantreden geen connecties had met het leger, de politiek en de zakenelite, dus dat zou enorm helpen om onafhankelijk en krachtdadig onderzoek te doen.
Vooral in Papoea, waar men veel te lijden had en heeft van het brute optreden van militairen, werd in 2014 massaal op Jokowi gestemd. Nu overheerst de teleurstelling, want Widodo heeft zich nog nauwelijks sterk gemaakt voor het naleven van mensenrechten in zijn land.
Iemand die vindt dat tijdens het bezoek van Widodo aan Nederland zijn laksheid op mensenrechtengebied aan de kaak gesteld moet worden, is voorzitter Fadjar Schouten-Korwa van International Lawyers for West Papua (ILWP).
Advocaten, juristen en wetenschappers hebben zich verenigd in deze organisatie, die opkomt voor de Papoeaminderheid. Ook werken zij aan mogelijke oplossingen voor de problematiek in West-Papoea. Eind mei publiceren zij een juridisch onderzoek, waaruit naar voren zal komen dat de mensenrechten in West-Papoea nog altijd ernstig geschonden worden door de Indonesische autoriteiten.