Vier dochters van RDM vragen surseance aan
Vier werkmaatschappijen van de RDM–groep van zakenman Joep van den Nieuwenhuyzen hebben maandag uitstel van betaling aangevraagd bij de rechtbank in Rotterdam. Het gaat onder meer om RDM–Technology, dat voor het ministerie van Defensie is betrokken bij twee omvangrijke opdrachten.
Bij de vier dochters (naast RDM–Technology, ook RDM–Submarines, Nederlandsche Verenigde Scheepsbouw Bureaus en Flycam) werken in totaal 390 mensen. RDM hoopt dat 130 van hen in Rotterdam kunnen blijven werken. Ongeveer 260 werknemers verliezen waarschijnlijk hun baan.
Al lange tijd liggen de kosten van de werkmaatschappijen veel hoger dan de opbrengsten. Daardoor is een aanzienlijke schuldenlast ontstaan. De ondernemingen leefden tot nu toe van financiële injecties. Door de matige ontwikkeling van de Nederlandse industrie ziet RDM echter geen toekomst meer in de dochters. Wegens alle problemen wil grootaandeelhouder Van den Nieuwenhuyzen niet langer geld in de dochterondernemingen stoppen.
RDM–Technology is betrokken bij de bouw van het lichte verkenningsvoertuig Fennek en het kanon Panzerhaubitze. De ontwikkeling daarvan komt volgens RDM niet in gevaar omdat de contracten zijn overgeheveld naar een ander bedrijf binnen de RDM–groep, SP Aerospace and Vehicles.
RDM–Technology onderhandelde al enige jaren met het ministerie van Defensie over de overname van de Mechanische Centrale Werkplaats van de Koninklijke Landmacht. Daarmee zou volgens de onderneming in Nederland een solide basis ontstaan en zou de onderhandelingspositie verbeteren. Onlangs heeft het ministerie volgens RDM echter aangegeven de onderhandelingen niet te willen voortzetten. Er zijn ook geen andere partners gevonden.
Het ministerie heeft wel een voorschot van 26 miljoen euro aan RDM–Technology betaald. Als het bedrijf failliet gaat, staat een bank garant en krijgt het ministerie het bedrag terug, verzekerde staatssecretaris Van der Knaap van Defensie de Tweede Kamer eind vorig jaar.
RDM–Submarines heeft decennia lang het onderhoud aan de onderzeeboten van de Koninklijke Marine uitgevoerd. Sinds enkele jaren doet de marine dat echter zelf. Daardoor is volgens de onderneming „de financiële basis onder RDM–S weggeslagen". Het wegvallen van opdrachten voor nieuwe onderzeeboten heeft tot grote problemen bij de Nederlandsche Verenigde Scheepsbouw Bureaus geleid.