Carola Schouten (ChristenUnie): Waar leef je voor?
In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Dinsdag sprak Carola Schouten (ChristenUnie).
Zo’n tweeënhalf jaar geleden stond er een klein berichtje in de krant. ”Vrouw ligt tien jaar dood in huis Rotterdam”, luidde de kop. Installateurs die de gasinstallatie kwamen vervangen, hadden haar gevonden. Ze bleek een natuurlijke dood te zijn gestorven. Het was een klein bericht, met een enorme impact. Hoe kon het toch dat iemand zo lang niet gemist was? Was er geen familie? Had de buurt niets gemerkt? En hoe kon het dat instanties zo lang niets door hadden gehad? De media, het stadsbestuur, iedereen boog zich over deze vragen. Het bestaan van eenzaamheid en de rauwe gevolgen ervan waren opeens zichtbaar geworden.
De vrouw die was gevonden, woonde een paar straten bij mij vandaan. De zondag erna sprak onze dominee in de kerkdienst over het vreselijke feit dat iemand niet meer gemist wordt. Dat je kunt leven zonder –letterlijk– gezien te worden. Hierbij wees hij niet naar al die anderen die niets opgemerkt hadden, maar vroeg ons –gemeenteleden– of wij onze naasten ook echt zagen. Hij daagde ons uit eens aan te bellen bij die mensen in de buurt die we niet kenden.
Toen ik na de dienst naar huis fietste, keek ik naar al de huizen in mijn straat. Ik vroeg me af of ik precies wist wie er allemaal woonden. Tot mijn grote schaamte en verbijstering moest ik toegeven dat ik amper wist wie er in al die huizen leefden. Ik kende gezichten. Soms. Maar zelfs dát vaak niet. We woonden vrijwel boven op elkaar maar we leefden compleet langs elkaar heen.
Ik moest hieraan denken toen ik het thema van deze residentiepauzedienst hoorde: ”Alleen is alleen”. Wat moet de gevonden vrouw alleen zijn geweest. En wat zullen er nog steeds veel mensen zijn in onze maatschappij die werkelijk alleen zijn. In een tijd waarin we op ieder moment van de dag (en nacht) moeiteloos kunnen communiceren met wie dan ook ter wereld, kennen we onze buren nauwelijks meer. In een tijd waarin ”sociale media” ons veel contacten en ”likes” opleveren, zijn we steeds vaker alleen. In een tijd waarin het gaat om zien en gezien worden, herkennen we onze naasten amper meer. We leven samen –letterlijk–, maar hebben sterk de neiging op onszelf gericht te zijn. Zo kan het dat alleen voor sommigen heel erg alleen wordt.
Een triestmakende conclusie. Maar helaas niet nieuw. Prediker zag het al. Hij zag iemand die almaar aan het zwoegen was en rijkdom aan het vergaren. Waarom, vroeg Prediker zich af, probeer je hier je geluk uit te halen? Zijn advies: Wees niet uitsluitend voor jezelf bezig. Zie wie of wat er om je heen is. Pas dan kom je tot je recht; in de relatie tot anderen. We helpen elkaar, we zorgen voor elkaar, en daarmee komen we tot onze bestemming. We hebben lief en zijn geliefd. Met elkaar houd je stand. Woorden die veel mensen zullen beamen. En ook misschien als een utopisch ideaal zien. Want we leven we in een tijd waarin verbanden juist veel losser worden – of zelfs verdwijnen. Rond 2000 verscheen de studie ”Bowling Alone” van de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam. Hij had jarenlang onderzoek gedaan naar de sociale samenhang in de Amerikaanse samenleving. Het bleek dat na de jaren 60 veel mensen contacten waren kwijtgeraakt. Men werd niet meer lid van een vereniging, een sportclub, een politieke partij of een vakbond. Naar de kerk ging men ook steeds minder. De tijd die daarmee –cynisch gezegd– bespaard werd, kwam echter ook niet ten goede aan familie of vrienden. De Amerikaan was steeds meer op zichzelf komen te staan. ”Alleen”, zoals u wilt. Een conclusie die –hoewel verontrustend– al bekend was.
Wat echter ook naar voren kwam uit het onderzoek van Putnam, waren de gevolgen die het had voor mensen als ze verbanden gingen loslaten. Hij toonde aan dat mensen vaker ziek en minder gelukkig waren als ze weinig contacten hadden en zelfs eerder stierven als ze meer op zichzelf waren. Putnam stelde dat wie lid wordt van één club, al 50 procent meer kans heeft het jaar erop te blijven leven. Samen leven heelt, zo was zijn conclusie.
Prediker stelde het al en onderzoek toont het dus ook aan. Het is beter (en kennelijk zelfs gezonder) om met elkaar en op de ander gericht te zijn. Je zou dan ook verwachten dat dit betekenis heeft voor hoe wij onze maatschappij willen inrichten. Maar als we eerlijk zijn, lijkt het eerste deel waar Prediker over spreekt –het almaar zwoegen en het vergaren van steeds meer rijkdom– de drijfveer van veel mensen te zijn geworden. Sterker nog: dat lijken de richtingaanwijzers geworden voor keuzes die in het beleid worden gemaakt. Jarenlang horen we al dat meer betaald werk voor iedereen goed is. Er wordt aan alle kanten geprobeerd mensen –in jargon– te activeren. Tot en met de laatste belastingplannen aan toe. Je krijgt dit jaar het meeste belastingverlaging als je meer gaat werken.
Laat ik vooropstellen: er is niets mis met werk. Het is zelfs een Bijbelse opdracht: woeker met je talenten. Het wordt wel steeds knellender als dit louter om betaald werk gaat. We kunnen meer de focus leggen op geld verdienen en meer uren werken, maar ten koste waarvan gaat dit? Onze maatschappij zal economisch gezien wellicht rijker worden, maar in sociaal en relationeel opzicht armer als de ander niet of nauwelijks meer in het plaatje voorkomt.
Is er dan een tegenstelling tussen werk en zorg voor de ander? Niet per definitie. Dat lees ik ook niet bij Prediker. Hij combineerde die zaken juist! Als je samen zwoegt, ben je in ieder geval niet alleen, was zijn nuchtere analyse. Zijn centrale vraag was echter: Waar doe je het voor? Wat drijft je? Waar leef je voor? Voor jezelf en je eigen behoeften en verlangens, of voor de relatie met de ander? Als dan de boodschap vooral, ook van de overheid, is dat het vergroten van de welvaart centraal staat, mis je de kern van wat Prediker bedoelde. Dan moet je niet raar gaan opkijken dat mensen hun familie of hun buren niet meer zien.
De laatste jaren is er veel nadruk gekomen op de participatiemaatschappij. De samenleving wordt geacht taken die eerst meer via de overheid geregeld werden, over te nemen. Bijvoorbeeld in de zorg voor anderen. Een appel dat naar mijn mening terecht mag worden gedaan. Maar dan moeten mensen daar wel toe in staat worden gesteld. Waarom wordt onbetaald, zorgzaam werk enerzijds door de overheid gepropageerd, maar anderzijds in vele opzichten ondergewaardeerd? Je kunt een samenleving niet steeds meer richting betaald werk duwen en tegelijkertijd vragen om meer onbetaald werk te doen. Dat brengt spanning met zich mee. Er zullen hierin keuzes moeten worden gemaakt. Niet het minst door de overheid. Door oog te hebben voor al die zorg die wordt verleend en daar ruimte aan te geven. Door niet vooral de pijlen te richten op meer welvaart en een hoger bruto nationaal product, maar werkelijk oog te hebben voor wat een samenleving bindt: de relatie met elkaar.
Prediker stelt de vraag waarom iemand zich zo afbeult en zich de genoegens van het leven ontzegt. De genoegens van het leven. God heeft ons deze wereld en dit leven gegeven, ook om ervan te genieten. Als we naar de wereld kijken, lijkt er soms niet veel om van te genieten. Niet alleen ver weg, maar juist ook in de naaste omgeving. Meer dan 1miljoen mensen voelen zich sterk eenzaam. Deze mensen hebben het gevoel „er niet bij te horen.” Laat dat eens tot u doordringen: meer dan 1 miljoen! Daar moeten ook mensen in onze naaste omgeving tussen zitten.
Toen de vrouw werd gevonden die tien jaar lang onopgemerkt was gebleven na haar overlijden, stelde een minister dat ze geen wet kon maken om dit soort situaties te voorkomen. Dat is waar. Maar we kunnen wel bijdragen aan een maatschappij en cultuur waarin we elkaar weer meer gaan zíén. Door te erkennen dat mensen tot hun recht komen in de relatie met elkaar. Dat tijd en ruimte daaraan geven van het grootste belang is. De les van Prediker.
Tegelijkertijd leest Prediker ons de les. Wat drijft ons werkelijk in dit leven? Soms best een confronterende vraag. Mogen mijn naasten meer van mij verwachten? Heb ik genoeg oog voor de ander? Ben ik met de goede dingen in het leven bezig? Het valt niet mee om die vragen eerlijk te onderkennen en te beantwoorden. Wel is het een manier om scherp te blijven op onze prioriteiten. Maar bovenal om te zien waar echt geluk uit voortkomt. Prediker wist het antwoord al.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie.