Zuiveloverschot is terug
Het is crisis in de melkveehouderij. De melkprijs is al anderhalf jaar aan het dalen. Eén op de drie boeren kan zijn rekeningen niet op tijd betalen. Brancheorganisatie LTO, zuivelreus FrieslandCampina en Rabobank –huisbankier van agrarisch Nederlands– roepen in koor dat het ”straks” weer beter zal gaan. Maar hoe lang gaat dat nog duren?
Het is deze maand een jaar geleden dat de Europese melkquotering werd afgeschaft. ”Bevrijdingsdag”, zo noemden veel Nederlandse boeren die gedenkwaardige eerste april van 2015. Na meer dan drie decennia kwam er een einde aan de productiebeperking, die in 1984 was ingesteld om een einde te maken aan de gesubsidieerde zuiveloverschotten op de Europese markt. De kosten daarvan waren de pan uitgerezen.
De quotering deed waarvoor hij was bedoeld: de boter- en melkpoederbergen verdwenen, terwijl de Europese boeren dankzij een gegarandeerde minimumprijs voor hun melk verzekerd bleven van een redelijk inkomen.
Maar tijden veranderen. De wereldhandel liberaliseert en de vraag naar zuivel groeit gestaag, momenteel met 5 tot 6 miljard kilo melk per jaar. Dat is pakweg de helft van de totale Nederlandse melkproductie. Die groei komt simpelweg doordat er steeds meer mensen zijn, maar ook doordat het gemiddelde welvaartspeil stijgt. Aziaten –de Chinezen voorop– en Afrikanen willen meer variatie in hun menu en consumeren steeds meer dierlijk eiwit: vlees en zuivelproducten.
Terwijl andere zuivelexporteurs als Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten op die trend inspeelden, dreigde Europa door de inperking van de melkproductie de boot te missen. In 2007 besloot de Europese Commissie de quotering definitief af te schaffen, na een overgangsperiode van 8 jaar waarin de subsidiëring van de melkprijs geleidelijk werd verminderd.
Noordwest-Europa, met zijn vruchtbare grond en gematigd klimaat, is bij uitstek geschikt voor de melkveehouderij. Nederlandse boeren gingen in de aanloop naar 2015 hun veestapel alvast uitbreiden. Ook bouwden ze massaal nieuwe, grotere stallen. Uit cijfers van de Rabobank, die 85 procent van de Nederlandse boeren als klant heeft, blijkt dat het krediet dat de bank in de melkveehouderij heeft uitstaan is gestegen van 10,4 miljard euro in 2009 naar 12,5 miljard in 2015 (zie grafiek). Vooral in 2013 en 2014, de laatste twee jaar voor afschaffing van de melkquotering, nam de kredietverstrekking snel toe.
Een jaar geleden leek er voor de melkveehouderij nog geen vuiltje aan de lucht te zijn. Hoewel de melkprijs op dat moment al een tijdje aan het dalen was, maakten weinigen zich daar grote zorgen over. FrieslandCampina, die driekwart van de Nederlandse melkplas verwerkt, verwachtte voor 2015 een groei in het aanbod melk van zo’n 3 procent. Het concern had fors geïnvesteerd in zijn fabrieken en zou de extra melkstroom zonder problemen kunnen verwerken. Ook de verkoop van de producten die van de melk worden gemaakt, zou vlotjes verlopen.
Een jaar later is de werkelijkheid heel anders. In plaats van met 3 procent nam de melkproductie in 2015 in Nederland met 6,9 procent toe vergeleken met het jaar daarvoor (in de hele EU met 2,4 procent). Aan de andere kant nam de wereldwijde vraag naar zuivelproducten af, waardoor de prijzen daalden. Nederlandse boeren krijgen nu veel minder voor hun melk dan een jaar terug (zie grafiek).
De laatste maanden is de melkproductie nog harder omhoog gegaan. Rond de jaarwisseling liep FrieslandCampina tegen de grenzen van zijn verwerkingscapaciteit aan. Het concern gaf zijn boeren een premie als ze tijdelijk geen extra melk zouden leveren. Half februari opende een nieuwe fabriek in Borculo en was er weer lucht.
Interventie
Door de gestegen productie en afnemende vraag zijn de zuiveloverschotten in Europa terug. De EU heeft inmiddels 109.000 ton melkpoeder tijdelijk uit de markt genomen – een interventie in Brussels jargon. Dat was het vastgestelde maximum, maar het is zeker niet genoeg. Zuivelproducenten staan in de rij om extra melkpoeder aan te bieden. De Europese Commissie heeft daarom toegezegd het interventieplafond te verdubbelen.
Er zijn trouwens nog meer gevulde pakhuizen: naast interventie bestaat de mogelijkheid van particuliere opslag. Het product wordt dan –met subsidie– even ‘geparkeerd’ maar blijft eigendom van de producent. Die kan het naar eigen inzicht alsnog verkopen zodra hij er klanten voor heeft. In particuliere opslag lagen eind maart tienduizenden tonnen melkpoeder, boter en kaas.
En dan is er nog een probleem: meer melk betekent ook meer mest. Door de snelle groei van de melkveestapel werd de hoeveelheid mest –preciezer gezegd: de hoeveelheid fosfaat uit mest– die al die koeien uitscheiden zo groot dat de zogeheten derogatie in gevaar komt. Dit is een afspraak met Brussel die Nederlandse melkveehouders toestaat meer mest op hun land uit te rijden dan Europese regels voorschrijven.
Het kabinet greep in. Toenmalige staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken kondigde vorig jaar zomer een stelsel van fosfaatrechten aan. Haar opvolger Van Dam maakte in februari de uitwerking daarvan bekend: melkveehouders krijgen volgend jaar fosfaatrechten gebaseerd op de peildatum 2 juli 2015. Wie meer koeien heeft dan toen, moet zijn veestapel inkrimpen. En om de fosfaatproductie weer onder het afgesproken plafond te krijgen, worden alle boeren ook nog eens maximaal 8 procent gekort. De fosfaatrechten worden verhandelbaar, maar bij elke transactie roomt de overheid er 10 procent vanaf.
Jan van Beekhuizen is sectormanager melkveehouderij bij de Rabobank. In een vorige week verschenen rapport schrijft hij dat niet eerder dan eind dit jaar enig herstel van de melkprijs is te verwachten. In het tweede kwartaal zal de prijs nog verder dalen. De internationale crisis op de zuivelmarkt duurt daarmee veel langer dan de vorige uit 2009.
Dat het zo lang zou duren, was niet verwacht, erkent Van Beekhuizen desgevraagd. „We hebben de horizon continu vooruit moeten schuiven.” Hij legt uit dat landen die Nederlandse zuivel importeren, waaronder met name China en het Midden-Oosten, met economische tegenvallers kampen. Dat tempert de vraag. Aan de andere kant is het aanbod van melk op de wereldmarkt groter dan verwacht: gunstig weer in Nieuw-Zeeland –zuivelexporteur nummer één– heeft tot gevolg dat boeren daar blijven doormelken, ondanks de lage melkprijs. Ook in de Verenigde Staten blijft de productie redelijk op peil.
Dat op dit moment de pakhuizen in Europa weer vol worden gezet, betekent volgens de Rabobankspecialist verder uitstel van herstel. Immers, die voorraden gaan als de vraag weer aantrekt alsnog de markt op. Wellicht is eind 2016 dus nog aan de optimistische kant.
Zingen de Nederlandse melkveehouders het zo lang uit? Van Beekhuizen: „Het wordt wel lastig voor ze; 2016 wordt absoluut een moeilijk jaar. Bedrijven met een goed toekomstperspectief blijven we zeker helpen. Bij andere zullen we kijken: heeft het bedrijf voldoende armslag om in een periode van herstel weer een buffer op te bouwen voor de volgende periode met lage prijzen? Want die gaat er zeker komen; de markt blijft volatiel.”
De Rabobank heeft de bouw van nieuwe stallen in de aanloop naar de afschaffing van het melkquotum ruimhartig gefinancierd. Was dat achteraf gezien onverantwoord? Van Beekhuizen: „Dat vind ik niet. Je moet bedenken dat veel stallen aan vervanging toe waren. Die dateerden nog uit de jaren 70 en 80. En wat nooit wordt meegenomen: er zijn ook veel stallen niet gebouwd omdat wij niet in de plannen van de betrokken boeren mee konden gaan.”
Historische vergissing
De Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) is altijd kritisch geweest over de afschaffing van de melkquotering. De organisatie sprak in 2007 van een historische vergissing. NMV-voorzitter Harm Wiegersma uit het Friese Rinsumageest: „We zijn toen weggezet als zouden we de vooruitgang tegenhouden. Maar helaas krijgen we gelijk.”
Hij heeft er weinig vertrouwen in dat de melkprijs zich binnen afzienbare tijd zal herstellen. „Die worst wordt ons al tijden voorgehouden. Vorig jaar kampte 10 procent van de melkveehouders met liquiditeitsproblemen; misschien is dat eind dit jaar wel 50 procent. Dit is de vrucht van het keiharde liberale marktdenken.”
Volgens Wiegersma zijn het de gezinsbedrijven, waar zijn organisatie zich sterk voor maakt, die het het langst vol zullen houden. „Die hebben een relatief lage kostprijs. Zij kunnen een slecht jaar beter opvangen.”
De NMV pleit samen met de Dutch Dairymen Board –een andere tegenhanger van de grote boerenorganisatie LTO– met gelijkgestemde clubs uit andere Europese landen voor een marktbeheersingssysteem waarbij boeren die in een situatie van dreigende overproductie hun melklevering vrijwillig verlagen, een bonus krijgen. Dat geld wordt opgebracht door degenen die door blijven melken. Maakt dit plan nu wellicht een kans? Wiegersma: „Zeg nooit nooit, maar ik denk dat de crisis daarvoor nog wat ernstiger moet worden.”
Piet Boer, melkveehouder in Biddinghuizen, is voorzitter van het coöperatiebestuur van FrieslandCampina. Hij erkent dat de melkproductie in Nederland sneller is gestegen dan de zuivelreus had ingeschat. „Wij rekenden op 20 procent groei tussen 2010 en 2020. Maar daar zitten we nu al bijna op.” Volgens Boer heeft de vrees voor nieuwe beperkingen voor die versnelling gezorgd.
Op Europees niveau vindt hij de toename van de melkproductie „niet schokkend. Dan praat je tot nu toe over ongeveer 2,5 procent. De afgelopen jaren groeide de wereldzuivelmarkt echter ook met 2 procent per jaar. Europa is verantwoordelijk voor minder dan een kwart van de wereldwijde zuivelproductie.”
Wanneer de melkprijs zich zal herstellen, is volgens Boer moeilijk te voorspellen. „De vraag uit China zal wel weer aantrekken, al zal het niet zo extreem worden als in 2013, toen de economie daar nog fors groeide. Maar hoe lang de olieprijs laag blijft, is niet te zeggen. Er is bijna een een-op-eenrelatie tussen de olieprijs en de zuivelprijzen, omdat de olieproducerende landen vrijwel allemaal grote importeurs van zuivel zijn. Als die minder verdienen aan olie, hebben ze minder geld om zuivelproducten te kopen.”
Dat een op de drie Nederlandse melkveehouders in financiële problemen verkeert, noemt Boer „de realiteit” en „een consequentie van de markteconomie.” Boeren zijn volgens hem ondernemers die bij beslissingen om te investeren rekening moeten houden met risico’s, zoals schommelingen in de melkprijs.
„Het was allemaal zó te voorzien”
Onder de titel ”Boerenbloed” schreef publicist Kees Kooman begin 2015 een boek over de veranderende melkveehouderij met de afschaffing van de quotering in zicht. De boodschap was hard maar duidelijk: dit gaat mis. „Het was allemaal zó te voorzien”, verzucht Kooman een jaar later.
Vanuit zijn eeuwenoude woonboerderij in het Friese Ee, een melkveegebied bij uitstek, zag Kooman bij zijn buren de nieuwe stallen verrijzen. Hij ging met hen in gesprek en sprak ook met politici, wetenschappers en milieuactivisten. Het boek kreeg lovende recensies, maar Boerderij, het agrarische vakblad bij uitstek, negeerde het. „Kleinzielig vind ik het. Ze zeiden dat ik vooringenomen was. Nou, als ik iets niet ben, is het dat. Ik heb de boeren die in mijn boek aan de orde komen volledig in hun waarde gelaten. In de tussenliggende hoofdstukken houd ik hen de spiegel voor. Dat de boodschap niet vrolijk is, daar kan ik niets aan doen. Ik ben steeds eerlijk gebleven. Ik denk dat ik mensen heb wakkergeschud.”
Volgens Kooman is er vorig jaar massaal gesleept met dieren. „Koeien uit Oost-Europa werden aangekocht om de stallen maar zo snel mogelijk vol te krijgen. Heel riskant met het oog op binnenhalen van ziekten, dat weet elke boer. En dan te bedenken dat die dieren in de afgelopen winter weer met dezelfde vaart naar de slachterij zijn gegaan toen FrieslandCampina een beloning zette op beperking van de melklevering.”
Financiële wereld
Kooman ziet in zuivelland parallelen met de financiële wereld, waarover hij eerder een geruchtmakend boek schreef (”In de wurggreep van Aegon”). „Het is opnieuw de lobby van de grote partijen die achter zo’n besluit tot afschaffing van de melkquotering zit. De gewone boer heeft er niets over te zeggen. Die wordt opgescheept met de zogenaamde vrije markt.”
Kooman was een absolute buitenstaander toen hij met zijn buren ging praten. „Groen gras was voor mij synoniem met natuur. Naiëf natuurlijk. Die mooie weilanden hier om ons heen, het is groen asfal: puur op productie gericht. Weidevogels hebben er nul-komma-nul kans om te overleven.”
Volgens de schrijver zagen de meeste boeren die hij sprak „de ramp” wel aankomen, op een enkeling na die in een megastal investeerde. „Het is schokkend dat de sector zó blind zijn eigen graf is gaan graven.”
Milieu
LTO en de Rabobank zeggen dat het op termijn wel goed komt in de zuivel. Wat vindt Kooman daarvan? „Daarbij wordt vergeten dat het milieu grenzen stelt. De fosfaatproductie kan echt niet hoger. Europa zal heus niet toestaan dat Nederland zijn gang maar blijft gaan. En een tweede punt: opkomende zuivellanden zijn niet achterlijk. In India weten ze ook hoe ze melk uit een koe moeten halen, en grond en arbeid zijn daar veel goedkoper. De verwachting is dat dat land binnen enkele jaren net zoveel zuivel zal produceren als heel Europa bij elkaar. LTO en Rabo doen aan wensdenken, anders niet.”
Kooman vindt dat de Nederlandse melkveehouders meer voor de eigen markt moeten gaan produceren. Er liggen bijvoorbeeld kansen voor biologische productie. „Biologische melk moeten we nu nog importeren.” En de consument mag ook best wat meer betalen voor verantwoorde zuivel. „Duur? Het is een kwestie van bewuste keuzes maken. Als kind kreeg ik ook maar één keer in de week vlees. Vind je voeding belangrijk, en hoe dat geproduceerd wordt? Dan moet je ook accepteren dat het wat kost.”
Kooman betwijfelt of het nog goed komt met de melkveehouderij. „Vooral boeren die in knotsen van stallen hebben geïnvesteerd, zitten nu in de problemen. Ik vergelijk de zuivel voor mezelf met de textielindustrie in Twente. Die dacht ook dat ze het goed deed, totdat ze te duur bleek te zijn. Toen was die in korte tijd verdwenen.”