Unievoorstel: alleen de naam is nieuw
Het voorstel van de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond om tot een unie te komen voor de kerken die meedoen aan Samen op Weg, is niet nieuw. Het is slechts een aanpassing op punten, vindt dr. P. van den Heuvel
. Het unievoorstel is ook niet voldoende doordacht: er blijft een aantal fundamentele vragen onbeantwoord over de positie van de plaatselijke gemeenten binnen het uniemodel. Zaterdag reageert ds. G. D. Kamphuis, voorzitter van de Gereformeerde Bond. De Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond zijn met een voorstel gekomen voor Samen op Weg: ze willen komen tot een unie van kerken. Het beoogt niet alleen aan de bezwaarden tegemoet te komen, maar tegelijk aan de voorstanders van SoW alle ruimte te geven om verder te gaan. Kan op deze wijze de impasse doorbroken worden?
In deze bijdrage probeer ik het voorstel helder te krijgen. Dat is nodig omdat in de gepubliceerde plannen belangrijke vragen onbeantwoord zijn gebleven. De fundamentele vragen van het kerk-zijn kunnen niet ontweken worden. Daarbij komt de vraag aan de orde hoe het zich verhoudt tot eerdere voorstellen tot federatie en tot de huidige stand van zaken.
Het voorstel gaat minder ver dan een volledige federatie van kerken, waarvoor een aantal jaren geleden is gepleit. Bij een echte federatie worden de kerken geleid door een gemeenschappelijke synode met een gemeenschappelijke kerkorde („we doen alles samen”). De voorgestelde unie is een „lichte vorm van federatie”, zoals de Tussenorde die mogelijk maakt (Interimregeling federatie art. 4-2): „sommige dingen doen we apart, sommige samen.”
Bij de unie houden de drie kerken hun eigen synode en kerkorde. Voor sommige aangelegenheden wordt een gemeenschappelijk orgaan ingesteld: de uniesynode. Welke bevoegdheden men aan deze synode wil toekennen is op dit moment onduidelijk. Het voorstel geeft de indruk dat men voornamelijk denkt aan zakelijke aangelegenheden zoals de arbeidsorganisatie, de predikantstraktementen et cetera. Dan wordt het een technisch bestuursorgaan zonder geestelijke bevoegdheden. De uniesynode kan wellicht ook dienen als gespreksplatform voor meer inhoudelijke zaken, maar of ze op dat terrein ook bevoegdheden ontvangt, wordt uit het voorstel niet duidelijk.
tussenkop (u16(Verdergaande eenwording
Tegelijk wil men de eenwording van plaatselijke SoW-gemeenten mogelijk maken. Men wil het SoW-proces van anderen niet frustreren of onmogelijk maken, maar hun zelfs ruimte bieden een stap verder te gaan dan op dit moment mogelijk is. Het voorstel spreekt van „verdergaande eenwording van gemeenten”, terwijl de kerken als geheel afzonderlijk blijven bestaan.
Mijn eerste reactie was: Dat betekent een vierde kerk! In de werkgroep kerkorde SoW gold sinds 1980 als uitgangspunt dat regelingen van de Tussenorde (zoals we dat noemden) „niet door de federatie heen mochten schieten.” De oorspronkelijke federatiepartners moesten herkenbaar blijven. Anders zou onbedoeld een vierde kerk ontstaan náást de drie SoW-kerken - en dat mocht niet gebeuren. Alle verzoeken om voor SoW-gemeenten een stap verder mogelijk te maken zijn door de werkgroep afgewezen op principiële gronden: geen vierde kerk! Ik heb mijn ogen uitgewreven toen ik in het unievoorstel las, dat „aan de gemeenten die dat willen, de mogelijkheid kan worden geboden om al tot eenwording te komen.”
Inmiddels is duidelijk geworden dat ook de indieners een vierde kerk principieel afwijzen. Ik ben dankbaar dat te constateren, maar daarmee is de kou niet uit de lucht. Ik bleef zitten met de vraag tot welke kerk die geünieerde gemeenten dan behoren. Naar welke classicale vergadering vaardigen ze hun ambtsdragers af? Door welke kerkorde worden ze geregeerd? Daarover rept het voorstel met geen woord. De relatie van de geünieerde gemeente tot de landelijke kerk wordt in het geheel niet geregeld. Terwijl voor de Nederlandse Hervormde Kerk deze twee-eenheid van gemeente en kerk juist fundamenteel en onopgeefbaar is.
tussenkop (u16(Aansluiten
Dat het voorstel over deze fundamentele vraag zwijgt, vind ik onbegrijpelijk. Een van de opstellers verklaarde in het RD dat „geünieerde gemeenten zich voor de niet-organisatorische kant van het gemeenteleven zullen moeten aansluiten bij een van de drie bestaande kerkorden.” Daarmee wordt gesuggereerd dat geünieerde gemeenten zelf moeten kiezen bij welke van de drie SoW-kerken ze zich willen aansluiten. Dan zou een SoW-gemeente, inclusief de hervormde gemeente die daarvan deel uitmaakt, met alle (hervormde) leden en eigendommen, zich kunnen aansluiten bij de Gereformeerde Kerken in Nederland of de Evangelisch-Lutherse Kerk. Als dat waar zou zijn, zouden hervormde gemeenten zich kunnen losmaken van de landelijke kerk. Dat is niet alleen kerkordelijk onmogelijk, maar (wat mij betreft) ook principieel onaanvaardbaar. Het rapport ”Om de eenheid en de heelheid van de kerk” heeft laten zien dat een hervormde gemeente niet los van de Nederlandse Hervormde Kerk kan voortbestaan, zelfs niet als de kerk zich verenigt. Dat geldt natuurlijk ook voor een hervormde gemeente die Samen op Weg is gegaan!
Inmiddels is mij echter gebleken dat ook deze interpretatie van het voorstel op een misverstand berust. Met „eenwording” -in de hervormde kerkorde dé term voor vereniging- wordt helemaal geen vereniging bedoeld! Mij is verzekerd dat gedacht wordt aan een mogelijkheid tot eenwording „zonder dat van volledige vereniging sprake is.” Die geünieerde gemeente bestaat nog steeds uit een hervormde gemeente en een gereformeerde kerk. Ze vaardigt nog steeds af naar twee classicale vergaderingen. Bij deze zogenaamde eenwording moeten we denken aan „een samenwerking van plaatselijke gemeenten c.q. kerken, die afzonderlijk gewoon deel blijven van de kerk waartoe zij al behoorden, maar die in de praktijk vrijwel helemaal functioneren als een geheel.”
tussenkop (u16(Niet nieuw
Met deze laatste toelichting is de kou inderdaad uit de lucht. Er komt geen vierde kerk, hervormde gemeenten (ook SoW-gemeenten) blijven behoren tot de Nederlandse Hervormde Kerk en kunnen niet verenigen. Principieel verandert er niets.
Dan blijft wel de vraag: Als de verhoudingen blijven zoals ze nu zijn, waar zit dan het verschil met de huidige stand van zaken? Stelt het voorstel iets (nieuws) voor?
Het antwoord moet zijn: De bestaande situatie wordt gehandhaafd, alleen worden de regelingen wat gestroomlijnd. Wat de landelijke kerk betreft: er wordt iets gezegd over een uniesynode waaraan taken kunnen worden gedelegeerd. Maar dat is volgens de Tussenorde nu al mogelijk: de synoden kunnen taken delegeren aan de kleine synode. Het aansturen van de arbeidsorganisatie behoort al tot haar taken.
Ook voor de SoW-gemeenten worden enkele verfijningen aangereikt: een gemeenschappelijke rechtspersoon, geen onderscheid meer tussen hervormden en gereformeerden. Daar zijn wel vragen bij te stellen: Hoe moet ik me een hervormde gemeente indenken zonder hervormde kerkenraad en zonder hervormde leden? Wanneer iemand belijdenis doet, bij welke kerk gaat men dan horen? Van welke kerk worden de dopelingen lid? Kan een hervormde gemeente die deel uitmaakt van een SoW-gemeente, worden geleid door een kerkenraad zonder hervormde ambtsdragers?
Deze vragen zijn belangrijk, want ze zijn van principiële aard. Ze raken alle de fundamentele vraag van de verhouding van de plaatselijke gemeente tot de landelijke kerk. Ook van het gemeentelid tot de kerk, want in onze kerk behoren wij tot een gemeente „en mitsdien tot de Nederlandse Hervormde Kerk’ (art. II van de hervormde kerkorde).
tussenkop (u16(Pas op de plaats
Mijn conclusie luidt: Het unievoorstel is -enkele aanpassingen daargelaten- een voorstel ’pas op de plaats’. Het bepleit het voortzetten van de bestaande samenwerking.
Over enige tijd moeten de kerkenraden considereren over het verenigingsbesluit dat hun zal worden voorgelegd. Dan staat de kerk voor de keuze: overgaan tot vereniging of de bestaande situatie handhaven. Het is een misverstand te denken dat het unievoorstel een derde weg biedt. Het geeft aan de huidige situatie slechts een nieuwe naam. Niets meer en niets minder. Ten onrechte is de schijn gewekt dat het echt om iets nieuws gaat.
De auteur is docent kerkrecht bij de kerkelijke opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk.