Scheidend huisarts De Visser: Afrika en Urk hebben wel iets van elkaar weg
URK. „Eigenlijk vind ik dat moeders die 24 uur per dag, 7 dagen in de week en 52 weken per jaar zorgen voor hun kind met een meervoudige handicap, eerder een lintje verdienen dan ik.” Bescheiden en bedachtzaam kiest Wim de Visser (68) uit Urk zijn woorden. Op de eerste vrijdag van april stopte hij na 34 jaar als huisarts van Urk. Zijn in Zuid-Afrika wonende zoon was voor een afscheidssymposium overgekomen. Want zijn vader werd ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
De uit Middelburg afkomstige De Visser werd na zijn opleiding in 1974 zendingsarts voor de Gereformeerde Zendingsbond in het Plateauziekenhuis in Eldoret, Kenia. „Er gebeurde in die tijd veel aan zending en ontwikkelingshulp. Ook mijn vrouw en ik hadden het besef dat er meer in het leven is dan alleen met jezelf bezig zijn.”
De Visser bleef zes jaar in Kenia. „Ik maakte de omslag mee van zorg die geneest naar zorg die voorkomt. Daardoor ging de zorg van binnen de muren van het ziekenhuis meer naar buiten toe. We zetten op veel plekken in het hoogland kleine poliklinieken op waar de artsen naartoe gingen.”
Echte killers
De Visser deed veel bevallingen, zorg voor jonge kinderen en vaccinaties. „Met name mazelen en kinkhoest waren echte moordenaars. Maandelijks maakten wij een rapport voor de overheid. Daarin moesten we soms dertig overlijdens van met name kinderen melden, vooral tijdens de veelvuldig voorkomende epidemieën.”
Toen de arts in de jaren 90 terugkwam in Kenia, lagen er geen kinderen meer in de isolatieruimten voor mazelen en kinkhoest, maar alleen volwassen mannen. „De vaccinatiecampagnes hadden de sterfte door mazelen en kinkhoest enorm naar beneden gebracht.”
De beperkte middelen leidden ook tot vernieuwende geneeskunde. „Als tijdens de bevalling het hoofdje van het kind te groot bleek voor het bekken, sneden we soms het schaambeen door. Deze in Nederland onbekende ingreep was in die situatie veel minder ingrijpend dan een keizersnede.”
Terug in Nederland kwam De Vissers kennis van de verloskunde goed van pas in zijn nieuwe vestigingsplaats, het kinderrijke Urk. Hoe hij het daar vond? „Het is net als in Afrika: we hadden er een duidelijke plek, maar we worden nooit een Afrikaan, met een bruine huid. Toch hadden en hebben we er goede contacten.”
Zo is het ook met Urk, stelt De Visser. „Wij wilden geen Urker met de Urkers worden door bijvoorbeeld Urkers te gaan praten. Maar het is een prachtige bevolking. Ze zijn direct in de contacten en kennen geen standsverschillen – de visverwerker zit in de wachtkamer naast de rijke reder. Ook werkt de sociale controle positief uit: er komt geen eenzaamheid voor.”
De Visser stond in Urk aan de wieg van vernieuwende zorg. „Urk stond begin jaren 70 in huisartsenland niet zo positief bekend. Het was moeilijk om huisartsen te werven. In 1972 kon er een derde bij komen door de vorming van een maatschap. Mede daardoor konden we in de jaren 80 een studie naar hart- en vaatziekten opzetten.”
Bij de aanstelling van praktijkondersteuners, verpleegkundigen die huisartsen bijstaan, rond 2000 en de bouw van een gezondheidscentrum in 2006 liepen De Visser en zijn collega’s voor de landelijke troepen uit. „Dat heeft alles te maken met Afrika. Daar had ik geleerd dat je niet alles zelf kunt doen. De praktijkondersteuning nam een aantal taken, zoals diabeterszorg, van ons over. Daardoor werd de huisartsenzorg beter behapbaarder en kwalitatief sterker. Met de samenwerking binnen het gezondheidscentrum haalden we specialistische kennis naar ons dorp, zoals van dementiezorg. Mede hierdoor konden dementerende ouderen in Urk blijven wonen.”
Concurrentie
Zo’n vijftien jaar geleden kreeg De Visser het verzoek het inmiddels slecht lopende Plateauhospitaal te adviseren. Dat had concurrentie gekregen van het regeringsziekenhuis in Eldoret. Hij gaf het advies zo veel mogelijk met andere partijen samen te werken. „Dat advies namen ze over. Ze zijn gaan samenwerken met het universiteitsziekenhuis en het gaat nu gelukkig weer goed.”
Na 2008 raakte hij als adviseur ook betrokken bij het oogziekenhuis Sabatia in Zuidwest-Kenia. „Dat heeft een goede kliniek en gaat nu ook buiten de muren aan de slag. Ze zien 500 à 1000 oogpatiënten per dag in een plaatselijke oogpoli, van wie er 80 à 90 de volgende dag worden geopereerd, bijvoorbeeld aan staar. Dat is van belang, want grootouders moeten door de aidsepidemie nu vaak voor hun kleinkinderen zorgen.” Een actie rond zijn afscheid ten bate van dit werk leverde al 7000 euro op.
Anderhalf jaar geleden richtte De Visser met gelijkgezinden de plaatselijke vereniging Trizet op. Deze behartigt de belangen van mensen met een beperking. De Visser, vader van een zoon met een verstandelijke beperking, zit met allerlei instanties om de tafel. „Mensen met een beperking moeten integreren, sociaal, qua wonen, werken én onderwijs. Families van zorgvragers moeten in actie komen. Het zou mooi zijn als we dit model naar de rest van het land kunnen exporteren.”