Reformatorische visie op islam hard nodig
Reformatorische kerken dienen zich grondig te bezinnen op de vraag hoe christenen zich moeten opstellen ten opzichte van de islam, betoogt drs. J. J. Grandia.
We zitten met een probleem. Soms hoor ik opmerkingen over de islam die ronduit onjuist zijn. De oorzaak? Gebrek aan kennis en visie. Wij kunnen ons als reformatorische christenen echter geen onjuiste visie op de islam veroorloven. Daarom wil ik in dit artikel een aanzet geven voor twee zaken: een verantwoorde visie op de islam én een antwoord op de vraag hoe kerken zich dienen op te stellen tegenover de islam.
Een reformatorische visie kan mijns inziens niet om de volgende zes punten heen:
- De stichter van de islam, Mohammed, kende het christendom. Rond 600 na Christus reist hij als wees veel voor het transportbedrijf van zijn oom. Het brengt hem in contact met monniken. Een zekere Bahir maakt veel indruk op hem. Via hem hoort hij van zonde en genade en van het leven in Christus.
Later, in het jaar 610 na Christus, maakt Mohammed een ‘Allah-ervaring’ mee. Opnieuw zijn het christenen die hem wijzen op de God van de Bijbel. Mohammed weet dus van God. De overlevering zegt zelfs dat hij in een kerk gepreekt heeft. Later neemt hij echter afstand van het christendom. Onder andere omdat hij het christendom slechts in een ketterse variant kende en geen Bijbel tot zijn beschikking had.
Waarom deze historische uitweiding? Om duidelijk te maken dat de islam is voortgekomen vanuit een verkeerde interpretatie van het christendom. Dat de islam er is, is een soort collectieve schuld van het christendom. Onze ketterijen hebben Mohammed op het verkeerde been gezet.
Een reformatorische visie op de islam verdisconteert historische gegevens en vertrekt vanuit de schuld. Wij zijn van het heilspoor afgegaan en Mohammed ook.
- Na het afwijzen van het christendom gaat Mohammed zijn eigen weg. Islam is dan ook geen christendom. Voetius ziet de islam als een ‘afval’ van het ware verbond, een dwaling op kernpunten van het christelijk belijden. De grootste dwaling betreft de visie op Christus. Jezus wordt door moslims niet als de Zoon van God erkend. Dit omdat dat tegen de menselijke waardigheid zou ingaan. Als een mens zondigt, dient een mens het ook weer in orde te maken. Onze schuld kunnen we niet afschuiven op een ander.
De theologie van de islam onderstreept dat de gemiddelde moslim blind is voor erfzonde. Dat heeft ons wat te zeggen. We zijn zogezegd van dezelfde lap gescheurd. We kunnen ons dan ook nooit boven hen verheffen. Wel mogen we hen in liefde benaderen. Want ook zij wankelen ten dode en liggen onder het oordeel van Gods toorn.
- Kunnen vluchtelingen een oordeel van God zijn? Ja, dat is mogelijk. De vluchtelingenstroom en de komst van de islam naar ons land zouden gevolgen kunnen zijn van onze persoonlijke en nationale schuld. Toch moeten we om twee redenen voorzichtig zijn met deze conclusie:
a. Wie de islam als een oordeel ziet, vervalt ongemerkt in een wij-zij denken. De islam wordt dan (ten onrechte) de zondebok van de maatschappij. Dat leidt tot verwijdering en angst, wat soepel samenleven in de weg staat. En ontmaskert het Evangelie juist niet het zondebokmechanisme? In het Evangelie lijdt niet de schuldige, maar de Onschuldige!
b. Wij leven niet in een theocratie, zoals vroeger het volk Israël. Toen kende de samenleving een scherpe scheiding tussen rein en onrein. Dat is het na scheuren van het voorhangsel anders. De ene gemeente bestaat sindsdien uit zowel Jood als heiden. In navolging van Christus is de gemeente een vreemdeling geworden, die zich met de vreemdeling identificeert. Vreemdelingen en vreemdelingschap horen bij de gebrokenheid van de wereld.
- Wat is een vruchtbare opstelling voor reformatorische kerken? De kerk heeft van Christus de roeping gekregen een contrast te vormen met de omgeving. Het onderscheid tussen een christen en de wereld ligt in de genadegaven die Christus verworven heeft.
Het is de roeping van de gemeente om in deze wereld heilig te leven en liefde te betonen aan onze naaste. We maken door geschonken genade een nieuwe werkelijkheid mogelijk door onze keuzes. Dat is een individuele verantwoordelijkheid. Dat reformatorische christenen via organisaties in de samenleving aanwezig waren, heeft zijn langste tijd gehad. Het gaat in onze postmoderne samenleving om persoonlijke aanwezigheid. Dat veronderstelt een binnenkamer met vensters naar Boven en naar buiten.
De kerk moet juist gericht zijn op degenen die geen deelgenoot zijn van goddelijke genade. De kerk is als een licht in de duisternis. Of zoals ethicus Hauwerwas het zegt: „Zonder de voortdurende uitdaging van de vreemdeling –die interessant genoeg vaak een kant van onszelf vertegenwoordigt– lopen we de kans het verhaal van het Evangelie zo te domesticeren dat we de kracht ervan verliezen.” Ofwel, de kerk wordt door het contact met de vreemdeling, de asielzoeker, de moslim bij de les gehouden. We kijken in een spiegel en zien: afwijzing, onvermogen, ongeloof, worsteling, menselijkheid, erkenning enzovoort.
Wat betekent dit concreet? Nadrukkelijk niet dat alles getolereerd wordt. Het contrast met de wereld mag niet verloren gaan. Bekering en tucht zijn beide nodig. Ook voor vreemdelingen. Beide zijn ook mogelijk. Ook voor vreemdelingen.
Alles samenvattend zouden we als reformatorische kerken meer oog moeten hebben voor moslims. Niet alleen een deputaatschap, maar zeker ook de plaatselijke gemeenten zullen aan persoonlijke toerusting moeten doen zodat leden weten hoe zij op het werk, in de buurt en op straat de ander tegemoet kunnen treden. Ootmoedig, gedreven door liefde en hoop en met biddend uitzien.
En als moslims afwijzend reageren? Dan niet angstig worden, maar doorgaan, opdat we het Evangelie dieper zouden verstaan. Beseffend dat de kerk de voetstappen van Christus drukt.
De auteur is docent godsdienst aan de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem en ambtsdrager in de gereformeerde gemeente te Gouda.