De nieuwe winkelstraat is klein en leuk
DORDRECHT. De ene na de andere winkel moet sluiten, met spookstraten als gevolg. Is er nog wel toekomst voor de winkelstraat, of kopen we straks alles via internet en verpauperen de binnensteden?
HEMA en C&A zijn nog open, maar ertussenin staat een pand te huur. „Weer eentje”, verzucht een vrouw die hier een tijdje niet is geweest. „Het wordt onderhand wel een lege boel.”
Ze wijst naar de overkant van de straat. Daar is zo’n beetje de helft van de winkels leeg: ”wegens omstandigheden gesloten”. En om de hoek het verlaten pand van V&D, hét symbool van het verval van de winkelstraat.
Dit is de Bagijnhof in Dordrecht, maar het zou in menige andere stad kunnen zijn. Want de winkelstraten met vooral veel bekende ketens hebben hun langste tijd gehad. Met als gevolg dat de mensen wegblijven en de binnensteden langzaam maar zeker verpauperen.
Internet
Deze ontwikkeling is de afgelopen jaren voor een belangrijk deel toegeschreven aan de economische crisis, maar nu die min of meer voorbij is, blijkt internet de werkelijke oorzaak. Het aanbod online lijkt oneindig, je hoeft er de deur niet voor uit en als het product niet bevalt, kun je het kosteloos terugsturen. Die trend zet alleen maar door. De eerste maanden van dit jaar zijn de verkopen via internet met 23 procent gestegen en die via winkels met 7 procent gedaald
„Heb je het over internet, dan heb je het voornamelijk over functionele aankopen van emotieloze producten zoals speelgoed, consumentenelektronica en mode”, zegt Cor Molenaar, bijzonder hoogleraar marketing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Het gevolg is dat er bij ketens zoals Blokker, Intertoys, modeconcerns en elektronicawinkels nog grote klappen zullen vallen.”
Dat is niet erg, vindt hij, want er verdwijnen saaie winkels die in elke plaats hetzelfde zijn en er komen kleinere, aparte winkels voor in de plaats die zich onderscheiden van de grote ketens. „Tot voor kort maakte het niet of nauwelijks uit in welke winkelstraat je liep: overal dezelfde winkels met dezelfde merken. Terwijl het wel degelijk verschil moet maken. Het moet een andere sfeer uitstralen en je moet er dingen kunnen kopen die je niet of niet zo snel op internet ziet.”
Winkelen, zegt Molenaar, is meer en meer een kwestie van emotionele of impulsaankopen geworden. „Je loopt langs een boetiekje en ziet daar zulke leuke schoenen dat je ze wilt kopen, terwijl je dat helemaal niet van plan was toen je van huis ging. Daarom moeten winkels meer dan ooit de zintuigen prikkelen met geluid, licht, geur en muziek en moet het winkelpersoneel zich opstellen als gastheer en gastvrouw, waardoor klanten hun de omzet gunnen.”
Dát, stelt ook Jan Meerman, is de toekomst van de winkelstraat: klein, compact, leuk en met veel horeca. „Heel lang was het: waar winkels zijn, komt de consument vanzelf”, zegt de voorzitter van InRetail, de branchevereniging voor zo’n 5000 ondernemers met in totaal 16.000 winkels. „Inmiddels komt die consument alleen als er een compleet aanbod is. Grote en kleine winkels, restaurantjes, openbare voorzieningen, cultuur en historie, zoals een mooi plein met een fraaie kerk. Het moet comfortabel voelen en je moet niet te veel te hoeven lopen. Kijk naar de krimpgebieden, daar zijn mensen weggetrokken, zijn winkels verdwenen en de binnensteden verpauperd. Dat is slecht voor de sociale cohesie. Als er winkels en horeca zijn, gaan mensen even naar de stad om een krantje te kopen en ontmoeten ze elkaar, bijvoorbeeld bij een kopje koffie.”
Terug naar vroeger, noemt Molenaar deze verandering. Winkels hadden ooit een lokale functie, met lokale ondernemers, maar in de jaren zestig kwam daar geleidelijk een eind aan. Eerst verdwenen de plaatselijke bakkers, groenteboeren en slagers door de komst van Albert Heijn. Daarna maakten ook andere winkels van kleine zelfstandigen plaats voor grote ketens.
Molenaar: „En nu gebeurt het andersom. Waarom verdwijnt V&D? Omdat we er niet meer willen kopen. De grote ketens maken plaats voor kleinere, boetiekachtige winkels van lokale ondernemers.”
Klein
Dit Nieuwe Winkelen, zoals het ook wel wordt genoemd, krijgt onder meer vorm in de Pannekoekstraat in Rotterdam. Niet ver van Markthal en koopgoot herbergt deze straat allemaal kleine zaakjes voor mode, woninginrichting, hebbedingetjes, afslankproducten en kledingherstel alsmede een wellnesscentrum, stomerij, kapper en schoenmaker.
En om de vijftig passen kun je er wel iets eten of drinken. „De succesvolste winkelstraten zijn die straten waar ook een relatie met eten is”, weet Meerman. „Dat gaat flink toenemen. Wellicht komen er hier en daar ook foodhallen, zij het een stuk kleiner dan de Hallen in Amsterdam en de Markthal in Rotterdam. Dat aparte, de combinatie met eten, vinden mensen superleuk. De Hallen in de hoofdstad zijn trouwens een goed voorbeeld van een buurt die enorm was verpauperd, de Kinkerbuurt, en nu helemaal is opgeleefd. Een ander goed voorbeeld is Den Bosch, waar achter de markt een winkelstraat vol horeca is herrezen en waar het altijd druk is. We gaan eten tijdens het winkelen heel belangrijk vinden.”
Niet ver van de Pastakantine opende Carla van Gevel in de Pannekoekstraat een halfjaar geleden Lot, een winkel voor kleding en luxe sierraden. „Ik ben erg tevreden, de omzet is zelfs boven verwachting”, zegt ze. „In de winkels in deze straat krijgt de klant persoonlijke aandacht. De winkels zijn niet te groot en je kunt er zaken kopen die je niet overal ziet. Het is een beetje exclusief.”
Van Gevel combineert de winkel met een webshop, en dat is volgens voorzitter Meerman van InRetail de succesformule voor de toekomst. „Pure webshops zoals Wehkamp en Neckermann openen steeds meer winkels. En fysieke winkels nemen verkoop via internet erbij. Mensen willen toch even zien, voelen, proeven wat ze gaan kopen.”
In de Pannekoekstraat kan dat, en het is bovendien een straat met een luxe uitstraling, waar mensen graag flaneren. „Dat is precies wat de moderne consument wil”, zegt Meerman. „Uit alle enquêtes blijkt dat het ”funwinkelen”, even de stad in, bij de top vijf staat van vrijetijdsbesteding.”
Grote steden
In plaatsen tot 50.000 inwoners zal er volgens hoogleraar Molenaar overigens niet zo veel veranderen. „Daar heb en houd je een supermarkt en een paar winkels, zoals Kruidvat. Dat is het dan wel. En in de paar heel grote steden zul je winkelketens houden waar de grote merken te koop zijn. Maar in de plaatsen daartussen, en dat zijn toch ruim 230 gemeenten, moeten winkelgebieden komen die klein, compact en leuk zijn. Goed bereikbaar bovendien en waar je, ook heel belangrijk, gratis kunt parkeren.”
Hoe dan ook, zegt Molenaar, gemeenten en winkeliers moeten opnieuw nadenken over de binnenstad. „Luisteren naar wat de consument wil. Al moet iedereen zich altijd blijven afvragen hoever hij daarin wil meegaan. Je hoeft als winkelier niet op zaterdagavond of zondag open te zijn als je dat liever niet wilt. En een gemeente kan vinden dat winkels niet altijd open hoeven te zijn, maar dat er ook momenten van rust moeten zijn. Ik heb eens in een televisieprogramma aan een ondernemer gevraagd: Gaat u liever op zondag naar de kerk of haalt u dan liever een vet contract binnen? Hij koos voor de kerk. Het is en blijft een individuele keuze. Als je maar weet waarom je voor iets kiest en wat de consequenties daarvan zijn. Los daarvan is de essentie dat als je het over de toekomst van het winkelen hebt, het gedrag van de consument overheersend is. Kijk maar naar V&D.”