Commentaar: Islamabad doet nauwelijks iets tegen christenvervolging
Pasen is het feest van de opstanding en het leven. Juist daarom is dat –meer nog dan voor de westerse kerk– voor christenen in het Oosten het belangrijkste feest van het kerkelijk jaar. Mede daarom is de aanslag van zondag in de Pakistaanse stad Lahore zo afgrijselijk. Op de dag van het leven werd dood en verderf gezaaid.
Jamaat-ul-Ahrar, een radicale splintergroep van de taliban, eiste de verantwoordelijkheid op voor de zelfmoordaanslag in een speeltuin waar zondag veel kinderen uit christelijke gezinnen bijeen waren. Zo’n zeventig mensen kwamen daarbij om het leven.
Ook al beweren sommige Pakistaanse commentatoren dat de aanslag niet specifiek tegen christenen was gericht, niemand kan ontkennen dat Jamaat-ul-Ahrar het vooral gemunt heeft op de volgelingen van het kruis. Dat zegt de organisatie zelf ook. Een jaar geleden pleegde ze een aanslag in twee rooms-katholieke kerken in Lahore, waarbij in totaal vijftien doden vielen. Toen heeft een woordvoerder van de talibangroep aangekondigd: „We komen terug.” Dat heeft hij nu waargemaakt.
Zeker, er zit ook een politiek element in de strategie van deze terreurgroep. Hij wil de regering van Pakistan destabiliseren om daarmee ruimte te creëren voor een strenger islamitisch bewind. Maar een belangrijke overweging is ook dat men westerse invloeden wil terugdringen. Beide aspecten maken dat deze talibangroep de pijlen richt op de christenen. Zij zijn een kleine minderheid; zij zijn tamelijk weerloos en zij vertegenwoordigen volgens veel moslims de westerse invloed.
De Pakistaanse regering belooft nu hard op te treden. Dat klinkt kordaat. Maar die toezegging wekt bij christenen weinig vertrouwen. Het is allang bekend dat christenen kwetsbaar zijn. Maar de regering doet weinig. Bewijs? Zondag was er nauwelijks bewaking bij de speelplaats waar veel christenen samenkwamen.
Feitelijk is de Pakistaanse regering aan handen en voeten gebonden. Al te duidelijke verdediging van christenen zal de onrust onder de overwegend islamitische bevolking aanwakkeren. Dat blijkt wel uit de protesten van de afgelopen dagen bij het parlement in de hoofdstad Islamabad die gericht zijn op de vrijlating van de moordenaar van een gouverneur die het opnam voor de bekende, gevangen christin Asia Bibi.
De Pakistaanse grondwet garandeert godsdienstvrijheid. Maar het is treurig dat de Pakistaanse regering de moed niet heeft die krachtig te verdedigen.
Een krachtige aansprong daartoe zou moeten komen van de zijde van de internationale gemeenschap. Die is tamelijk laks. Christenen hebben het in veel landen moeilijk. Maar slechts in een beperkt aantal worden ze openlijk door de rechter veroordeeld. Dat gebeurt in Pakistan wel. Denk aan Asia Bibi, over wie in 2010 een doodvonnis werd uitgesproken. Nadien waren er zeker protesten. Maar te weinig is er vanuit de wereld druk op Pakistan uitgeoefend om de wetgeving die werd gebruikt om Asia Bibi te veroordelen aan te passen. Helaas moet worden geconstateerd dat de wereld wegkijkt als het gaat om het lot van christenen in Pakistan.