Grote verwoestingen in museum Palmyra
DAMASCUS (AP) - Syrische oudheidkundigen zijn ontzet over de verwoestingen die de groep Islamitische Staat heeft aangericht in het museum van Palmyra. De extremisten hebben tientallen beelden en voorwerpen stukgeslagen voordat ze uit de historische stad werden verdreven.
Gedurende hun heerschappij over Palmyra hebben de IS-extremisten enkele van de bekendste kunstvoorwerpen en gebouwen in de woestijnstad verwoest, waaronder twee tempels van meer dan 1800 jaar oud en een Romeinse triomfboog. Ze vermoordden ook tientallen mensen, onder wie de 81-jarige directeur van de vindplaats, Khaled al-Asaad. Hij werd in augustus onthoofd, naar verluidt omdat hij niet wilde vertellen waar sommige schatten verborgen waren. De extremisten verwoestten ook de beruchte Tadmur-gevangenis, waar duizenden tegenstanders van de regering werden gemarteld.
De soennitische extremistische groep stelde dat de antieke beelden afgoderij bevorderden en daarom vernietigd moesten worden. Vermoed wordt ook, dat IS de antieke schatten plunderde en verhandelde om zijn activiteiten te financieren.
Veel stukken konden niet bijtijds in veiligheid worden gebracht voordat Palmyra tien maanden geleden door IS werd ingenomen. De Syrische staatstelevisie toonde een beeld van de Griekse godin Pallas Athene waarvan het hoofd was afgeslagen. De kelder van het museum leek met dynamiet te zijn opgeblazen.
Het hoofd van de dienst voor oudheden en musea, Maamoun Abdul-Karim, zei dat experts „vele dagen” nodig zullen hebben om de volle omvang van de schade in kaart te brengen. Veel beelden zijn volgens hem nog wel te redden, omdat de beeldenstormers van IS alleen de gezichten kapot hebben geslagen. „We zijn een deel van het origineel kwijt, maar ze zijn niet volledig verloren gegaan.”